zoeken
mail a friend








Rituelen rond de dood

Wij kennen tegenwoordig heel wat kleurrijke rituelen rond de dood. Dit komt onder andere doordat Nederland een multiculturele samenleving is geworden. Hindoestaanse lijkwasgroepen, een fanfareorkestje dat de kist begeleidt of een begrafenis zonder kist: het kan tegenwoordig allemaal. Van de uitvaart van sommige beroemde Nederlanders, als Annie M.G. Schmidt of discotheekeigenaar Manfred Langer, wordt een spektakelstuk gemaakt, waarvan uitgebreid verslag wordt gedaan in het journaal. Kunstenaars als Harry Heyink ontwerpen doodkisten in vrolijke kleuren, met daarop de tekst: Let's keep in touch. De dood is weer bespreekbaar geworden. Dat is wel eens anders geweest.

 

   Let's keep in touch,
   Harry Heyink, 1
995,
   hout en kunststof

Burenhulp 
Tot ver in de 20ste eeuw hadden de Nederlanders allerlei rituelen rondom de dood, die nu definitief verloren lijken te zijn gegaan. Voor de praktische zaken waren de buren verantwoordelijk. Dat begon al als iemand op sterven lag. Van de buren werd verwacht dat ze op ziekenbezoek gingen. Het was een christelijke plicht, een daad van naastenliefde. Veel van deze zogenaamde burenplichten lagen vastgelegd in stedelijke verordeningen. Als iemand overleed, dan werd van de naaste buren verwacht dat zij het lijk wasten en klaar maakten voor de begrafenis. De buren maakten ook het overlijden bekend aan de rest van het dorp. Ze gingen van deur tot deur om de dood aan te zeggen, dat wil zeggen bekend maken, en je tegelijk uit te nodigen om de begrafenis bij te wonen. De buren waren ook verantwoordelijk voor het dragen van het lijk naar het kerkhof en voor de bereiding van het begrafenismaal na afloop van de begrafenis.

Een uitgebreid ritueel
Toen Elisabeth Zweegman op 16 november 1904 overleed besloot haar man een haarwerkje te laten maken om de herinnering aan zijn vrouw levend te houden. Hij schakelde daarvoor de Haagse kunsthaarwerker P.K. Smit in, die er een waar kunstwerkje van maakte. Als uitgangspunt nam Smit een prent van een kerkhof. Op de voorgrond is het graf van Elisabeth te zien, op de achtergrond staan enkele treurwilgen. Het haar dat hij bij Elisabeth had afgeknipt verwerkte hij in de takken van de treurwilg.

 
Haarschilderij van mevrouw E. Zweegman, Den Haag, 1904, Museum de Vier Quartieren, Oirschot. Afbeelding afkomstig uit: Drs. W.H.Th. Knippenberg, 'Devotionalia. Religieuze voorwerpen uit het katholieke leven', deel 2, Bura Boeken, Eindhoven, 1985.

Het maken van een haarwerkje paste in het ritueel rondom de dood. Katholieken gaven meestal ook een bidprentje uit, een klein gedachtenisprentje waarop leven en sterven van het dierbare overleden familielid herdacht werd. Het bidprentje was letterlijk een oproep om te bidden voor het zielenheil van de overledene. Katholieken geloven dat als je onverhoopt in het vagevuur belandt, nabestaanden voor je kunnen bidden om zo een spoedige gang naar de hemel te bevorderen.
De 19de eeuw kende diverse rituelen rondom de dood. In het sterfhuis werd bijvoorbeeld de klok stilgezet, de gordijnen of de luiken werden gesloten en de nabestaanden hulden zich in een uitgebreide rouwdracht. Het 'in de rouw gaan' kon voor de direct nabestaanden soms wel een jaar duren. In eenvoudige milieus, die zich geen uitgebreid rouwtoilet konden veroorloven, volstond men vaak met een eenvoudige rouwband, die om de arm gedragen werd. Meer gegoeden droegen ook wel rouwsieraden, zoals een rouwbroche of anders een horlogeketting waarin haar van de overledene was verwerkt.

Ontritualisering
In de jaren '60 en '70 van de 20ste eeuw zijn steeds meer rituelen verdwenen. Dit kwam door twee oorzaken: de professionalisering van het uitvaartritueel en het proces van ontkerkelijking. Steeds meer zaken werden uitbesteed aan professionele uitvaartondernemers, die van de dood hun beroep maakten. Het proces van ontkerkelijking maakte dat allerlei rituelen van de kerk, zoals (bij katholieken) het bedienen, de uitvaartdienst en de begrafenis snel aan betekenis inboetten. In de jaren '60 en '70 werd een uitvaart daardoor een kale bedoeling, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de bekende frase in veel rouwadvertenties: 'de uitvaart heeft in stilte plaats gehad'.

Nieuwe rituelen
Vanaf de jaren '80 van de 20ste eeuw begint hier weer langzaam verandering in te komen. Het besef groeit dat rituelen rondom de dood zinvol zijn voor een betere verwerking van het rouwverdriet. In allerlei moderne rituelen wordt dan ook nadrukkelijk ruimte gemaakt voor een inbreng van de direct nabestaanden. Zij dragen bijvoorbeeld de kist of spreken een woordje bij het graf. Een persoonlijke uitvaart is de nieuwe trend: de nabestaanden verzinnen zelf een ritueel dat het best bij de overledene past.

Albert van der Zeijden


Instelling:
Nederlands Centrum voor Volkscultuur