zoeken
mail a friend








Bedrieglijk echt

Het oog bedrogen, trompe l'oeuil: deze Franse term wordt gebruikt voor een vorm van realisme die bedrieglijk echt is. In de klassieke oudheid wordt al geschreven over schilders die zo natuurgetrouw schilderden dat hun werk de omgeving in verwarring bracht. Zo zou de hofschilder van Alexander de Grote, Apelles (4e eeuw v. Chr.), ooit een slang hebben geschilderd die de kwetterende vogels tot zwijgen bracht. Een ander bekend verhaal is dat van de kunstenaar Zeuxis (5e eeuw v. Chr.) die druiven schilderde die zo realistisch waren dat de vogels er op afvlogen. En in een wedstrijd schilderde tijdgenoot Parrhasius een linnen gordijn dat zo echt leek dat Zeuxis het opzij wilde schuiven.

 

 

 

De Winter
Jacob de Wit, 1740,
Olieverf op doek, diam. 88 cm, Rijksmuseum Amsterdam

Realistische effecten
Het platte vlak driedimensionaal laten lijken, en zo een illusie maken die overtuigend genoeg is om het oog van de toeschouwer te misleiden, dat is wat de maker van een trompe l'oeuil wil. Zijn technische vaardigheden moeten eigenlijk onopgemerkt blijven, wat in de kunst meestal juist niet de bedoeling is. Trompe l'oeuils worden expliciet gemaakt met de intentie om te bedriegen. Om een driedimensionale illusie te bereiken, is een perfecte weergave in perspectief van de geschilderde objecten noodzakelijk. Daarnaast wordt het oppervlak als één geheel weergegeven: aan de beschouwer wordt niets te raden overgelaten. Bovendien is belangrijk dat de objecten in een trompe l'oeuil op ware grootte en zo waarheidsgetrouw mogelijk worden afgebeeld om het realistische effect te versterken.

Perspectief
Het principe van de trompe-l'oeil was dus al bij de Grieken bekend. Helaas is uit die tijd nauwelijks schilderkunst overgeleverd. Wel kennen we trompe l'oeuils uit de Romeinse tijd. Rijke mensen lieten hun villa's toen uitgebreid decoreren met wandschilderingen, waarbij de trompe l'oeuil favoriet was om de ruimtelijkheid van de huizen te benadrukken. Na de val van het Romeinse Rijk verdwijnt de techniek grotendeels tot de herontdekking van het perspectief in de Renaissance. Met deze herontdekking door de Italiaanse architect Brunelleschi (1377-1446) werd het suggereren van diepte en volume in de schilderkunst weer mogelijk.

Grisaille
Een van de vele vormen waarin we trompe l'oeuil tegenkomen, ontstond in de vijftiende eeuw. In die tijd werden veel altaarstukken gemaakt. Wanneer deze niet dienden in een religieuze ceremonie, waren zij gesloten. De achterkant die nu zichtbaar was, werd ook beschilderd. Vaak met beelden van heiligen in grisaille, zodat de panelen onderdeel werden van hun architectonische omgeving en de kerkbezoeker niet afleidden bij het bidden. Dit waren echte trompe l'oeuils. Het woord grisaille komt van het Franse gris en betekent iets schilderen in verschillende nuances grijs. Deze methode vormde een goede oefening in het variëren met licht en schaduw en is in de loop der eeuwen veel gebruikt om stenen reliëfs of sculpturen na te bootsen. Het schilderij De Winter van Jacob de Wit (zie bovenaan dit artikel) is daarvan een mooi voorbeeld.

Architectuur
Andrea Mantegna (1431-1506) was een van de eerste schilders die trompe l'oeuil toepaste in de architectuur. Hij kreeg de opdracht om een kamer in het hertogelijk paleis in Mantua te decoreren, waarbij hij gebruikmaakte van de technieken van trompe l'oeuil. Zo liet hij de koepel van de ruimte groter lijken dan hij is, door de bovenkant te schilderen als een open hemel van waaruit engeltjes en andere figuren naar beneden kijken. Deze en andere manieren waarbij gespeeld werd met de dimensies in de architectonische omgeving, was populair in de Renaissance.

Holland
Goede voorbeelden van trompe l'oeuil komen uit ons eigen land en werden vooral in de zeventiende eeuw geschilderd. Holland was een land van protestantse kooplieden. Zij waren praktisch, prijsbewust en hielden niet van overdaad. Wat kunst betreft hielden zij van huiselijke scènes, landschappen, portretten en stillevens. Ook trompe l'oeuil viel vanwege de verwantschap met het stilleven - in de smaak. In deze tijd ontstonden schilderijen die bijvoorbeeld kleine kasten toonden met een blik op de inhoud door een half openstaande deur; of waarop brievenrekken werden nagebootst, compleet met briefopener, zegellak en linten. Daarnaast werd vaker de achterkant van een schilderij geschilderd of het doek zelf, waarvan dan bijvoorbeeld een punt naar beneden lijkt te hangen. Maar ook schilderijen van gebruiksvoorwerpen, gedetailleerd geschilderd en op ware grootte, geplaatst in een nis of op een boekenplank waren populair. Ook mensen werden dikwijls afgebeeld in een nis, waarbij niet zelden een opengetrokken gordijn aan de zijkant van het schilderij hangt.

  Zelfportret, Gerard Dou, ca. 1650, olieverf op paneel, 48x37 cm,  Rijksmuseum Amsterdam
Een van de Hollandse meesters die zulke schilderijen maakte, is Gerard Dou (1613-1675). Op het schilderij hierboven heeft Dou zichzelf geschilderd, staande bij een nis. Het oog wordt bedrogen doordat zijn pijp en het boek waarop hij met een hand rust, uit de nis het vlak van de beschouwer lijken in te komen (verkort). Om het realistische effect te verhogen, heeft hij op de nisrand de schaduw van zijn hoofd weergegeven. Zijn signatuur staat onder op de nis op een stukje papier, waarvan de randen omkrullen. Tot slot zien wij hier het al bij de Grieken voorkomende detail van het gordijn, ook daadwerkelijk gebruikt om schilderijen te beschermen. Het lijkt net voor de nis te zijn weggeschoven en hangt vóór de afbeelding, waarmee de platheid daarvan weer lijkt te worden geaccentueerd: dubbel bedrogen.

Hanneke Prins

Literatuur
Antoon Erftemeijer, De aap van Rembrandt. Kunstenaarsanekdotes van de klassieke oudheid tot heden, Bloemendaal, 2000
Célestine Dars, Images of deception. The art of trompe loeuil, Oxford, 1979
M.L. d'Otrange Mastai, Illusion in Art. Trompe lOeuil. A History of Pictorial Illusionism, New York, 1975
R.L. Gregory, E.H. Gombrich (ed), Illusion in nature and art, London, 1973

 


Instelling:
Digitaal Erfgoed Nederland

Publicatiedatum:
6 november 2003