zoeken
mail a friend








Het échte boerenerf

Over boerenerven en hun streekeigen karakteristiek is weinig bekend. Na de oorlog is het authentieke boerenerf als gevolg van onder meer mechanisering en de omschakeling naar grootschalige boerenbedrijven in snel tempo verdwenen. De Stichting tot behoud van boerderij en erf in Gelderland heeft aandacht besteed aan het achterhoekse boerenerf in de brochure Het boerenerf in vroeger tijd; de noordoostelijke achterhoek. In grote lijnen is onderstaande beschrijving van een boerenerf echter ook kenmerkend voor boerderijen in andere streken.

Het boerenerf in de noordoostelijke achterhoek
Een boerenerf in het glooiende landschap van de achterhoek was volledig ingericht op het gemengde karakter van bedrijfsvoering en zelfvoorziening. De boer had de leiding over de bedrijfsvoering die achter op het erf plaatsvond, de boerin bestierde het voorste gedeelte van de boerderij en het erf. Het centrale punt was de boerderij, met in het voorhuis het woongedeelte en in het achterhuis de stal voor de koeien en de paarden.

Boerderij te Borculo, foto RDMZ, Ton van der Wal, 1978

De varkens werden ondergebracht in een nabij gelegen schuur, waarin ook de fornuispot stond. In deze fornuispot kookte de boerin de aardappels voor de varkens en het water voor de was. Op de zolder van de deel, dicht bij het vee, werd het hooi opgeslagen. Het ongedorste graan werd achter op het erf bewaard in paraplubergen, het idee van een hooiberg maar dan voor graan. De bergen stonden vaak verspreid om bij brand het risico van overslaan te verkleinen. Op grotere afstand van de boerderij lagen de houten kippenhokken, op een hoge plek met de raamkant op de zon gericht. Achter op het erf werden aardappels, bieten en knollen ingekuild en afgedekt met stro en zand.
Vóór de boerderij lag de moestuin, omgeven door een haag om klein vee en wild op afstand te houden. De boerin onderhield de tuin die vaak in tweeën werd gedeeld door een middenpad, met aan weerszijden bedden waarin ook siergedeelten voorkwamen. Bloemen en planten stonden het dichtst bij de boerderij in de vorm van een bloemenhof: bloemen in ronde of ruitvormige perkjes met daartussen aangestampte grond.
Appels, peren, kersen, pruimen, bessen en druiven haalde de boerin uit de boomgaard, die varieerde van groot tot klein met zowel willekeurig staande bomen als bomen in laanbeplanting. Een notenboom houdt vliegen op afstand en daarom stond er vaak een bij de koeienstal of voor op het erf. Bomen zoals de linde, de paardekastanje en de peer zorgden voor schaduw. Maar bomen hadden nog een functie: het hout werd gebruikt voor het onderhoud van de boerderij, voor manden en voor klompen. In de directe omgeving van de moes- en siertuin en de boomgaard stond vanwege de bestuiving en bevruchting een bijenhok. Tot slot was het erf grotendeels onverhard, maar lagen er wel klinkers langs de gevels en op modderige plekken zoals rond de regen- en grondwaterputten.

Cultuurhistorische waarde van het boerenerf
Met haar brochure draagt de Stichting tot behoud van boerderij en erf in Gelderland bij aan een grotere bewustwording van de cultuurhistorische waarde van het boerenerf. Hopelijk is het een stimulans om het karakter van het landschap met de bijbehorende erven in de eerste plaats te behouden en zo nodig te herstellen. De boerderij als zelfstandig beschermd element zegt onvoldoende over het boerenleven in een bepaalde periode. Om die reden worden veelvuldig bijgebouwen beschermd als aanvulling op de bestaande bescherming. Nog een stap verder is de bescherming van het erf, als verbindend element tussen de bebouwing voor, achter en opzij van het huis, en de overgang naar het omringende landschap. Voor we ons de vraag stellen of we het erf willen beschermen, wat we willen beschermen en hoe, is het van belang over voldoende kennis te beschikken over het boerenerf in Nederland. Het jaar van de boerderij 2003 is een belangrijke stimulans voor een verdere bewustwording van de cultuurhistorische waarde van het boerenerf. En hoewel er nog veel onderzoek verricht moet worden, zijn we op de goede weg.

Mieke van Bers

Deze tekst is gepubliceerd in Nieuwsbrief 2, maart/april 2003 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ). Mieke van Bers is namens de RDMZ bestuurslid van de Stichting Werkgroep Boerenerven.


Instelling:
Rijksdienst voor de Monumentenzorg