Omdat beeldhouwkunst vanouds een medium is voor formele presentaties, worden portretten door beeldhouwers doorgaans ook toegepast in de formele sfeer: zoals staatsieportretten, herdenkingsportretten, standbeelden, portretten op grafmonumenten of op gelegenheidspenningen. Meestal zijn de uitgebeelde personen mensen van aanzien, zoals vorsten, staatslieden, militairen, geleerden, kunstenaars of, in onze tijd, directeuren en captains of industrie.
Spel in licht en donker
|
Borstbeeld van Andries de Graeff, 1661, Artus Quellinus.
Marmer, h. 75 cm, BK-18305. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam
|
Beeldhouwers zien zich gesteld voor een extra zware opgave, want enerzijds moet de geportretteerde geïdealiseerd worden weergegeven, anderzijds moet hij toch herkenbaar blijven. Dat laatste is voor beeldhouwers extra moeilijk, omdat de materialen waarin zij meestal werken (zoals marmer, brons, terracotta) maar één kleur hebben. Dat beperkt zijn mogelijkheden om tot een sprekende gelijkenis te komen enorm. Om toch een geslaagd portret te maken hebben beeldhouwers allerlei kunstgrepen uitgehaald. Door een spel met licht en schaduw en door ogenschijnlijk ongedwongen houdingen konden zij het gemis aan natuurlijke kleuren (en dus aan herkenbaarheid en levensechtheid) compenseren.
Een geslaagd voorbeeld is de marmeren buste van de Amsterdamse burgemeester Andries de Graeff gemaakt door Artus Quellinus (1609-1668) in 1661. De burgervader is ongeposeerd uitgebeeld, met zijn hoofd op natuurlijke wijze iets opzij gericht. Hij houdt zijn hand voor de borst, alsof hij op het punt staat te gaan spreken. De Graeff lijkt te zijn bevroren op het moment dat hij zijn beschouwer tegemoet treedt. De opgehouden mantel zorgt ervoor dat de onnatuurlijke afsnijding aan de onderrand van de buste verdoezeld wordt.
|
Lezende Erasmus, 1622,
Hendrick de Keyser (1565-1621).
Brons, h. 223 cm.
Het beeld is geplaatst op het Grote Kerkplein te Rotterdam.
Gemeente Rotterdam |
|
Zelfportret, ca. 1575, Johan Gregor van der Schardt (ca. 1530-ca. 1582). Terracotta, beschilderd, h. 23 cm, BK-2000-17. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam |
Bevroren beweging
Het levensgrote standbeeld dat Hendrick de Keyser veertig jaar eerder maakte van Erasmus is een uitzonderlijk voorbeeld van een portret ten voeten uit. De bronzen man is lopend voorgesteld, terwijl hij in een boek bladert en verzonken is in studieuze gedachten. Niet alleen de gezichtsgelijkenis speelt hier een rol, ook de karakteristieke weergave van Erasmus als humanistisch geleerde. Het beeld breekt daardoor met een traditie om standbeelden statisch, heroïsch en stijf te laten zijn.
Zelfportret
Een bijzondere opgave voor beeldhouwers was het maken van een zelfportret. Terwijl schilders zich met één spiegel konden natekenen, moest een beeldhouwer zichzelf vanuit verschillende hoeken kunnen bekijken. Toch hebben verschillende van hen zich aan deze uitdaging gewaagd. Het zelfportretje van Johan Gregor van der Schardt is een van de eerste autonome zelfportretten in de beeldhouwkunst. Het is waarschijnlijk gemaakt met behulp van verschillende spiegels. Hoewel maar half levensgroot, maakt het door de natuurlijke kleuren en ongedwongen houding een zeer realistische en trotse indruk.
Frits Scholten