zoeken
mail a friend








Het zelfportret

Het verhaal gaat dat de Italiaanse kunstenaar Michelangelo beweerd zou hebben dat kunstenaars het best zijn in het maken van hun eigen portret. Niet iedereen zal dat kunnen beamen, maar het is een feit dat door de eeuwen heen opvallend veel kunstenaars hun eigen beeltenis hebben vastgelegd, op papier of op doek, in steen of in brons, in klei of op foto. Waarom deden ze dit en wat fascineerde hen?

Portret Ghiberti in de bronzen deuren van het Baptisterium in Florence, Foto © P. de Dreu
Het ontstaan van het zelfportret heeft alles te maken met de veranderende status van de kunstenaar. Waren beeldhouwers en schilders in de Middeleeuwen nog gewone handwerkslieden, vanaf de vroege Renaissance kregen ze steeds meer de status van de kunstenaar zoals wij die kennen: bewonderd en hoog gewaardeerd. Bewonderaars raakten geïnteresseerd in de kunstenaar-zelf: zijn leven, werk en verschijning. Zo ontstond ook de belangstelling voor portretten van kunstenaars. Uiteindelijk mondde die uit in het zelfportret als zelfstandig kunstwerk.

Signatuur
Het opnemen van een zelfportretje in een groter geheel - een schilderij of een sculptuur - was een oude traditie die wortelde in de Klassieke Oudheid. Deze werd in de Renaissance opnieuw leven ingeblazen. Zo'n zelfportret fungeerde vooral als signatuur, als een bewijs van 'dit is de maker'. Iets dat ook de bezitters van de kunstwerken met trots vervuld moet hebben.
Vroege voorbeelden van zulke zelfportretjes zijn te vinden in laat-middeleeuwse miniaturen, waarin de kunstenaar zichzelf heeft weergegeven terwijl hij zijn werk aan de opdrachtgever aanbiedt. Een bekender voorbeeld zijn de bronzen deuren van het Baptisterium in Florence (1425-52), met daarin het zelfportret van de beeldhouwer Ghiberti. De ontdekking van zijn kale kop temidden van de bijbelse taferelen is nog steeds een toeristische attractie. Beroemd is ook het huwelijksportret dat Jan van Eyck in dezelfde tijd in Vlaanderen maakte van het echtpaar Arnolfini (1434), met daarin het zelfportret van de schilder. Zijn gedaante is te bespeuren in de spiegel aan de wand, als was hij getuige bij het huwelijk.


Zelfportret van Jan Steen als lachende drinker op het schilderij De Prinsjesdag, ca 1665, Olieverf op paneel, 46 x 62,5 cm, Rijksmuseum Amsterdam
Pierre Cuypers aan de achterzijde van het Rijksmuseum
Jacob Cornelisz. van Oostsanen, zelfportret, 1525 - 1533, olieverf (?) op paneel, 38 x 30 cm, Rijksmuseum Amsterdam

Zelfportret als apostel Paulus, Rembrandt Harmensz. van Rijn, Olieverf op doek, 91 x 77 cm, Rijksmuseum Amsterdam

Ook latere kunstenaars beeldden zichzelf af, verstopt in hun werk. Zo valt Michelangelo's beeltenis te ontdekken in het Laatste Oordeel in de Sixtijnse kapel van het Vaticaan, verwerkte Rembrandt zijn zelfportret in enkele vroege historiestukken en voerde Jan Steen zichzelf in zijn schilderijen steeds opnieuw op in andere, vaak komische rollen. Architect Pierre Cuypers tenslotte volgde het voorbeeld van Ghiberti en liet zijn beeltenis aanbrengen aan de buitenzijde van het door hem gebouwde Rijksmuseum (1885). Het is dan wel geen zelfportet - Cuypers voerde het werk niet zelf uit - maar hij was wel de ontwerper van gebouw en decoratie. En als zodanig fungeert het beeld als signatuur.

Waarheidsgetrouw
Het zelfstandige zelfportret was een nieuw fenomeen dat zich in de 15de eeuw geleidelijk ontwikkelde en steeds populairder werd. Niet alleen bij verzamelaars die zich graag met de portretten van beroemde mannen omringden, maar ook bij de kunstenaars zelf. Er spreekt trots uit deze portretten, maar ook interesse in de eigen fysionomie. Een van de eersten die een reeks waarheidsgetrouwe zelfportretten maakte was de in Nederland zeer bewonderde Albrecht Dürer. Zijn portretten werden het voorbeeld voor een lange rij van kunstenaars.
De Amsterdamse schilder Jacob Cornelisz van Oostsanen was een van de eersten in de Noordelijke Nederlanden. Hij maakte een meedogenloos portret, dat tegelijk ook ontroert. Zelf moet hij tevreden zijn geweest, want hij maakte er nog een, nu schilderend aan het portret van zijn vrouw.

Rembrandt
De bekendste schilder van zelfportretten is ongetwijfeld Rembrandt. Geen andere kunstenaar van naam heeft zichzelf zo vaak en zo verschillend geportretteerd. Maar liefst tachtig keer moet hij voor de spiegel hebben gezeten om zijn trekken vast te leggen, in schilderijen, in etsen en in tekeningen. Het zijn fascinerende portretten die tonen hoe Rembrandt zich ontwikkelde en geleidelijk ouder werd.
Rembrandt had bij het maken van zelfportretten verschillende doeleinden voor ogen. Vaak gebruikte hij zijn gezicht als studie-object, om te oefenen in het weergeven van uiteenlopende gemoedstoestanden als verbazing, blijdschap, boosheid of verdriet. Of om te oefenen in licht- en donkercontrasten. In zijn zelfportretten voerde Rembrandt zichzelf in de meest uiteenlopende rollen op, verkleed als bedelaar, apostel of oosterling. De meeste van deze portretten waren bestemd voor de verkoop. Ze werden door bezoekers van zijn atelier gekocht als begerenswaardig staaltje van zijn kunst.

Marleen Dominicus-van Soest

 

Literatuur
Rembrandt Zelf, tent. cat. bij de gelijknamige tentoonstelling in het Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis, Den Haag en The National Gallery, Londen, 1999-2000
Jan Steen, schilder en verteller, tent. cat. bij de gelijknamige tentoonstelling in het Rijksmuseum, Amsterdam en The National Gallery of Art, Washington, 1996


Instelling:
Digitaal Erfgoed Nederland

Publicatiedatum:
11 februari 2004