zoeken
mail a friend








Hollanders op reis in Japan

In 1600 bereikte het Hollandse schip De Liefde het Japanse eiland Kyushu. De Hollanders waren niet de eerste Europeanen in Japan. De Portugezen en Spanjaarden waren hen een halve eeuw eerder al voorgegaan. Na 1639 waren de Hollanders wel de enigen. Vanaf dat jaar waren de Spanjaarden en Portugezen niet langer welkom omdat zij het christendom verspreidden, een godsdienst die in Japan staatsgevaarlijk werd geacht. Maar ook de Hollanders werden vanaf dat jaar beperkingen opgelegd: zij mochten enkel verblijven op de handelspost Deshima, een kunstmatig, waaiervormig eilandje in de baai van Nagasaki. Daar wachtte een vaste groep bewoners van 12 à 15 man onder leiding van een Opperhoofd de komst af van de Hollandse schepen uit Batavia, het Aziatische hoofdkantoor van de VOC, die handelswaar, nieuws over de wereld en wat afleiding brachten.

 
Gezicht op Deshima, Nagasaki, Japans, ca. 1850.
Collectie Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden

Shogun en daimyo
Slechts eens per jaar en na 1790 eens per vier jaar mocht een delegatie Deshima verlaten en een staatsiebezoek afleggen aan de shogun, de daadwerkelijke heerser van Japan. Hoewel Japan destijds feitelijk bestuurd werd door de keizer in Kyoto, was de werkelijke macht in handen van de shogun, de opperbevelhebber van het leger, die als domicilie Edo gekozen had (het latere Tokyo). De shogun eiste van zijn leenheren, de daimyo, die de 69 provincies bestuurden, dat zij ieder jaar een hofreis naar Edo zouden maken. Ook het Opperhoofd van Deshima werd die verplichting opgelegd. Ruim twee eeuwen bleef dit gebruik bestaan, tot aan de hernieuwde openstelling van Japan voor buitenlanders in 1854.

Stoet met draagstoelen, schildering uit de verzameling van Siebold.
Collectie Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden

Reizen
De hofreis was voor de Hollanders de enige mogelijkheid om wat meer van Japan te zien. Maar tegelijk was het een kostbare onderneming. Op drie Hollanders gingen er zeker vijftig Japanners mee, voor het grootste deel dragers die de eigen bagage van de gedelegeerden en de giften voor de shogun moesten vervoeren. Maar ook waren er Japanse ambtenaren, die erop toezagen dat de Hollanders geen ongewenste contacten hadden. De 1500 kilometer lange tocht naar Edo duurde zo'n twee maanden en werd deels over land, deels over zee afgelegd. Over land werden de Hollanders in draagstoelen vervoerd, want voor wagens waren de wegen te oneffen. Eenmaal in Edo aangekomen moesten ze soms weken wachten op hun audiëntie bij de shogun.




 

 

 

Nederlanders in Edo trekken bekijks van de Japanse bevolking. Prent van de Japanse kunstenaar Hokusai.
Collectie Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden

Verzamelingen
De reis naar Edo en het verblijf in de stad boden echter ruimschoots gelegenheid tot verzamelen. Verschillende bewoners van Deshima legden verzamelingen aan van Japanse voorwerpen. Daarin was het zoeken naar geschikte handelsproducten een belangrijke leidraad, maar ook wetenschappelijke motieven en persoonlijke belangstelling speelden een rol. Drie van die verzamelingen bevinden zich thans in het Rijksmuseum voor Volkenkunde: de collectie van Philipp Franz von Siebold (factorij-arts van 1823 tot 1829), de collectie van Jan Cock Blomhoff (opperhoofd van 1817 tot 1823), en de collectie van Johannes van Overmeer Fischer (secretaris en pakhuismeester tussen 1820 en 1829). Alledrie schreven bovendien verslagen over hun hofreizen, zodat we van veel voorwerpen weten wanneer en waar ze verzameld zijn. Dat maakt deze collecties uniek in de wereld.

Marlies Jansen

 

Internet
Klik hier voor meer artikelen over de collecties van von Siebold, Blomhoff en Fischer.


Zie ook:
Instelling:
Rijksmuseum voor Volkenkunde Leiden

Publicatiedatum:
16 november 2004