zoeken
mail a friend








Mechanische torenuurwerken

AI sinds de oudheid heeft de mensheid willen beschikken over middelen om de tijd te meten. Allereerst werden de, volgens vaste perioden verlopende, natuurverschijnselen gebruikt, zoals de maan- en zonnestanden. De behoefte aan een fijnere tijdmeting, in het bijzonder voor de uren tussen zonsopgang en zonsondergang, bleef echter bestaan. Deze behoefte werd tot de uitvinding van het mechanische uurwerk voornamelijk vervuld door zonnewijzers en wateruurwerken.

Hervormde kerk Winkel. Het oudste uurwerk (ca. 1420) in Nederland met later toegevoegde lange slinger. Links het gangwerk, rechts het slagwerk. Foto: RDMZ
Zijaanzicht smeedijzeren uurwerk in de kerk te Winkel, Noord-Holland. Vooraan: het koord om de wals gewikkeld, waarmee het gewicht wordt opgetrokken. Foto: RDMZ

Gietijzeren uurwerk in de Hervormde kerk van Dirkshoorn, A. Batstra, 1869. Goed zichtbaar is de hakengang. Foto: RDMZ 

Gerestaurerd uurwerk met pennengang, A. Vos, 1864. Foto: RDMZ

De uitvinder van het mechanische torenuurwerk is niet bekend, maar moet wellicht worden gezocht worden in de toenmalige kloosters; centra van kunst, wetenschap en techniek. Vooral in leefgemeenschappen die beheerst werden door een strenge tijdsindeling voor de gebedsuren, zoals bij de Benedictijner en Cisterciënzer kloosterorden, was er grote interesse voor het kunnen aangeven van de juiste tijd. De nederzettingen die rond de kloosters ontstonden, ervoeren mede de zin van het aangeven van vaste tijden. De eerste torenuurwerken, eind 13de eeuw, gaven alleen de tijd aan door het slaan van de uren op de klok. Een zichtbare aanduiding door middel van wijzerplaten, eerst met slechts een enkele wijzer, verscheen pas in het midden van de 15de eeuw. De eerste vermelding vinden we in de Rekeningen van de Hollandse Grafelijkheid uit 1464.

Nauwkeurige tijd
Allerlei voorschriften van stedelijke overheden en gilden, zoals de tijdstippen van openen en sluiten van de stadspoorten, begin- en eindtijden van markten en het afdekken van de smids- en kookvuren waren aan een vaste tijd gebonden. Ook voor het kunnen vaststellen van begin- en eindtijd van de betaalde arbeid was een nauwkeurige tijdmeting noodzakelijk. Het torenuurwerk vervulde op deze manier een belangrijke rol in het dagelijkse leven. In wezen wordt deze belangrijke rol onderstreept door de wijze waarop door opeenvolgende generaties steeds is gezorgd voor een goede openbare tijdsaanwijzing. Zo blijkt uit oude geschriften dat overheden er veel voor over hadden om een vakman aan zich te binden als 'klokkestelder' om te zorgen voor onderhoud en gelijklopen van de uurwerken.
De behoefte aan een nauwkeuriger tijdregelend element was al eerder aanwezig, maar deze werd pas vervuld toen onze landgenoot Christiaan Huygens (op basis van de theorie van Galilei), het toepassen van de slinger voor uurwerken uitvond en in 1657 het octrooi hierop verkreeg.

De negentiende eeuw
Naarmate het maatschappelijk leven complexer werd, werd de behoefte aan exacte tijdsaanduiding steeds groter. In de 19de eeuw zien wij een sterke ontwikkeling van handel en industrie en een daarmee gepaard gaande toename van het verkeer. De oude smeedijzeren torenuurwerken voldeden niet meer aan de steeds hoger gestelde eisen van nauwkeurigheid. In deze periode verschijnen uiterst nauwkeurige, industrieel vervaardigde torenuurwerken. Tal van nieuwe systemen om de slingertijd zeer constant te houden verbeterden de gangnauwkeurigheid tot afwijkingen van enkele seconden per maand en zo verscheen in 1859 aan de Domtoren te Utrecht de eerste minuutwijzer.

De twintigste eeuw
Aangezien in de 20ste eeuw elektrische en elektronische varianten (zoals synchroonmotor en moederklok) beschikbaar kwamen, vond menig eigenaar het beter om de oude uurwerken te vervangen, in plaats van tijd en geld te investeren in onderhoud en reparatie van de aanwezige uurwerken. Veel mechanische uurwerken zijn sindsdien buiten werking gesteld, naar onbeschermde locaties verhuisd of zelfs verdwenen.
Het besef dat daarmee een cultuurhistorisch element van betekenis teloor ging, leefde maar bij weinigen. Als gevolg van het feit dat het torenuurwerk verborgen zit en dat betrekkelijk weinig mensen hiermee te maken hadden, werd het een vergeten en dus verwaarloosd monument.

Dit artikel is afkomstig uit de brochure Mechanische torenuurwerken, RDMZ info Restauratie en beheer nr. 15, augustus 1999.


Instelling:
Rijksdienst voor de Monumentenzorg

Publicatiedatum:
24 november 2003