"Il combattimento di Tancredi e Clorinda"

Affectenleer

Affekt betekent in de Barok gemoedstoestand. Tegenwoordig gebruiken wij in hoofdzaak termen die van het woord affekt zijn afgeleid, met een even afgeleide betekenis: wanneer we zeggen dat iemand zich "geaffekteerd" gedraagt, bedoelen we daar niets gunstigs mee.

In de Barok is "'affekt" een neutrale term en kan betrekking hebben op iedere gemoedstoestand, kwaadheid, blijdschap, droefenis, onverschilligheid, heftigheid of niet.

Om het begrip "affekt" wat duidelijker te maken, moeten we ons enigermate inleven in de voorstellingswereld van de barokke mens, die overigens voor een groot deel terug gaat op de klassieke griekse filosofie. In die voorstelling heet het dat er in de kosmos om ons heen levensgeesten zweven: de "spiriti animales". Deze werken in op de sappen van de ingewanden. Daardoor kunnen deze sappen toenemen en naar de hersenen stijgen en dat veroorzaakt een bepaalde gemoedstoestand.  

 

We kennen nog steeds een uitdrukking als "mijn gal loopt over'', ergens verontwaardigd over zijn. In deze barokke opvatting betekent het, dat wanneer de levensgeest van de verontwaardiging op ons inwerkt, er in ons lichaam zure, warme, gele gal geproduceerd wordt, die de ziel in toorn doet ontbranden. De mate waarin deze levensgeesten inwerken op de mens hangt af van zijn temperament, en daarvan zijn er vier:

  • Het flegmatische, dat is het onverschillige, niet zoals nu het luie, maar vooral het onverschillige.
  • Het sanguinische, dat betekent het hartstochtelijke;
  • Het cholerische, het opvliegende 
  • Het melancholische, het zwaarmoedige temperament

leder mens draagt een andere kombinatie van deze vier temperamenten in zich, en daarom werken de levensgeesten op ieder mens op een andere wijze in.  

De volgende vraag die wij moeten stellen is, hoe deze levensgeesten in beweging worden gezet. Dat kan op allerlei manieren gebeuren; één manier is: door muziek. De trillingen, veroorzaakt door tonen en samenklanken zetten, als die aan bepaalde voorwaarden voldoen, de levensgeesten in beweging, en deze roeren uiteindelijk de ziel: zijn samenklanken konsonant dan is de trillingsverhouding eenvoudig. Hoe sterker een samenklank dissonant is, dus hoe gecompliceerder de trillingsverhoudingen, hoe heviger de beweging van de levensgeesten en dus ook van het gemoed, dat daardoor wordt beïnvloed. Muzikale beweging veroorzaakt dus zielsbewogenheid.  

Door muziek kunnen affekten worden opgeroepen.

De komponist dient de middelen daartoe grondig te beheersen, en die middelen zijn:

  • tempo of taktus,
  • de toonsoort (iedere toonsoort vertegenwoordigt een bepaalde stemming), een bepaald gevoel,
  • intervallen en samenklanken, naar de mate van hun konsonantie of dissonantie,'
  • ritme.

Van Athanasius Kircher, een jezuiet, verscheen in 1650 een standaardwerk over muziek getiteld "Musurgia Universalis". Hierin deelt hij de in muziek voor te stellen affekten in vier kategorieën in.

  • Ten eerste: hevige en min of meer negatief gerichte affekten
  • Ten tweede: de hevige wat positievere affekten
  • Ten derde: affekten van droefheid
  • Ten vierde: de minder hevige, maar positief gerichte affekten
In de eerste kategorie, van hevige, negatief gerichte affekten hoort thuis; toorn, razernij, wanhopige vertwijfeling. We vinden dat bij voorbeeld in J.S.Bachs Johannes Passion, waar in een aria de bas "Eilt, ihr angefochtnen Seelen" zingt en waar het koor vertwijfeld vraagt "wohin". We vinden dat ook bijvoorbeeld in de "Messiah" van Händel in de aria "Why do the nations so furiously rage", waar aan razernij grenzende wanhopige vertwijfeling verklankt wordt.  

Kircher beschrijft in zijn tweede kategorie de positieve hevige affekten als juichen, vreugde, heftige liefde. Een voorbeel daarvan vinden we bv. in Cantate 51 van J.S. Bach, in de openingsaria "Jauchzet Gott in allen Landen", waar de sopraan een opgetogen vreugde uitjubelt.

Laat mij toch sterven!

De derde kategorie van Kircher beschreef de smart, de dodelijke bedroefdheid; een beroemd voorbeeld, want er zijn er heel veel van te vinden, is Monteverdi's "Lamento d'Arianne" en daaruit het eerste gedeelte "Lasciate mi morire"; laat mij toch sterven; wat willen jullie me troosten in zo'n hard lot, in zo'n groot lijden? Hier is sprake van dodelijke droefenis.  

Een lamento is een klaagzang

Niet alle madrigalenboeken van Monteverdi zijn even beroemd. Zijn zesde boek uit 1614 is erg bekend geworden vanwege de gevoelige inhoud. Zijn geliefde vrouw Claudia, die in 1607 gestorven was, heeft hier mee te maken. Een jaar later stierf ook nog zijn lievelingsleerlinge Caterina.  Alleen dit lamento van de zoekgeraakte opera Arianna is overgebleven en in het zesde madrigalenboek opgenomen. 

  Beluister het begin van "lamento d' Arianna" (Mp-3 0.25 min)

De vierde kategorie van Kircher wordt gevormd door de positieve affekten, die niet echt hevig zijn, zoals rust, zekerheid en berusting. Uit Cantate 82 van J.S. Bach is de aria "Schlummert ein ihr matten Augen", een mooi voorbeeld van dit affekt.  

 

Een sterk op affekten gerichte kompositie is de "Combattimento di Tancredi e Clorinda" van Monteverdi; het maakt deel uit van het achtste madrigalenboek, (dat in 1638 verscheen onder de titel "Madrigale querrieri et amorosi" (Oorlogs- en liefdesmadrigalen). De tekst van dit "Combattimento" heeft Monteverdi ontleend aan de 12e Canto van Torquato Tasso.

  Beluister het begin. Testo zingt: 'Tancredi, che Clorinda un uomo stima' (MP-3 fragment)

Tancredi, die meent dat Clorinda een man is

Wil zich in een strijd met haar meten

Zij trekt van bergtop naar bergtop.....

  • De personen (dramatis personae) hebben nauwelijks deel aan het libretto, dat voornamelijk wordt ingenomen door de verteller: Testo.

  • Dit werk bevindt zich tussen opera, oratorium en cantate.

  • Er was al sprake van kostuums en een handeling.  Tancredi en Clorinda voerden hun rol op in kostuums en ze hadden de passen en bewegingen, die door Testo beschreven werden, uit te voeren.

  • De zangers werden begeleid door 5 strijkinstrumenten en een “basso continuo”.

De eerste opvoering vond plaats in Venetië met Carnaval van het jaar 1624 in een zaal van een palazzo. De hele adel was bij de uitvoering aanwezig en menigeen kon zijn tranen niet bedwingen.

Tancredi, een christenridder, is gedurende de belegering van Jeruzalem verliefd geworden op de heidense Clorinda. Clorinda verschijnt in een mannëlijke wapenuitrusting en hij herkent haar niet, en daagt haar uit tot een duel. Als hij haar dodelijk gewond heeft, vraagt ze hem haar te dopen. Wanneer hij haar helm afneemt, herkent hij haar. Clorinda sterft in zijn armen onder de woorden "de hemel opent zich, ik ga in vrede".

Monteverdi heeft aan een scènische uitvoering gedacht. Het werk wordt gezongen door 3 zangers: Tancredi (tenor), Clorinda (sopraan) en de verteller (bariton]), die het werk inleidt, de verhalende gedeeltes voor zijn rekening neemt en ook korte beschouwingen naar aanleiding van het gebeurde geeft.

In zijn voorwoord tot het achtste madrigalenboek vertelt Monteverdi hoe hij een nieuwe techniek -het tremolo ( een snelle herhaling van een toon)- voorschreef, omdat hij alle hartstochten waar de tekst van spreekt zo goed mogelijk wilde uitdrukken.

De musici stonden tijdens de eerste uitvoering blijkbaar erg vreemd tegenover deze nieuwe techniek. Monteverdi spoort de uitvoerenden dan ook aan zich precies aan zijn aanwijzingen te houden. Het stuk begint met een inleiding van de verteller-. Clorinda staat op het punt de stad weer binnen te gaan als Tancredi stormachtig nadert. Zij vraagt hem wat hij wil. Hij antwoordt: oorlog en dood. Er ontbrandt nu een strijd op leven en dood. De dichter vergelijkt de strijdenden met twee stieren die naijverig en toornig op elkaar inlopen. De muziek schildert hier de affekten toorn en naijver. Het is dus niet zo, dat deze muziek het "trappelen van de paarden" nabootst, zoals wel wordt verteld. In de tekst staat trouwens duidelijk dat Tancredi afstapt, omdat bij zag dat Clorinda te voet was.

Een inleiding op Combattimento di Tancredi e Clorinda

De heftigheid van de toorn der strijdenden neemt toe: "smart verhevigt de toorn tot wraak - wraak hernieuwt wederom de smaad" zo heet het in het gedicht. Ze worden "wild en razend". Vermoeid rusten de strijdenden uit. Tancredi ziet zijn tegenstander bloeden en uit zich trots. Op dit punt van het verhaal last de dichter een overweging in. "Ongelukkige, waarover verheug je je? Hoe treurig zal je triomf zijn, hoe fataal je pronkzucht". Tancredi vraagt dan naar de naam van zijn tegenstander; overmoedig antwoordt Clorinda dat ze die niet zegt en voegt daar trots aan toe dat zij één van de twee mensen is die een grote belegeringstoren in brand heeft gestoken. Tancredi wordt opnieuw woedend over dit antwoord en wil wraak. Ten tweede male ontbrandt nu de strijd. Tancredi verwondt Clorinda opnieuw, nu dodelijk en stervend spreekt zij de woorden die haar een nieuwe geest ingeven -een geest van geloof, liefde en hoop- ze verlangt te worden gedoopt.

Tancredi is geroerd door haar stem, zijn woede neemt af en hij wordt weemoedig. Als hij Clorinda de helm afneemt om haar te dopen, herkent hij haar. Hij verstijft van schrik en is sprakeloos. Maar hij verzamelt niettemin al zijn moed en doopt haar toch. Clorinda voelt vreugde en vrede: de hemel opent zich en haar laatste woorden zijn "ik ga in vrede".  

Geraadpleegde literatuur: "Musiceren als Brugman" Peter van Dijk ea. Hilversum 1981

20-02-2010 CKV-2