Peter Paul Rubens 

aan 

William Trumbull

Bijna alle bewaard gebleven brieven van Rubens gaan over zaken of over diplomatieke missies. In de brief aan William Trumbull zegt Rubens ook iets over zijn opvattingen als kunstenaar wat betreft grote formaten van schilderijen.

Uit: P.P. Rubens, Brief aan William Trumbull. in: R. Goldwater, Artists on Art. Londen 1972

Aan William Trumbull, Antwerpen, 13 september, 1621

Mijnheer:

Ik ben wel genegen om het schilderij voor Ambassadeur Carleton nemen en een ander jachttafereel te schilderen, minder afschrikwekkende dan dat met de leeuwen, met een korting op de prijs, wat redelijk is, voor het bedrag dat al betaald is. Alles met eigen hand geschilderd, zonder toevoeging van iemand anders. Dit zal ik doen op mijn woord van eer. Het spijt me erg dat er van de kant van Mijnheer Lord Carleton enige ontevredenheid was over deze zaak, maar hij heeft me nooit duidelijk laten weten, hoewel ik het hem gevraagd heb, of het schilderij echt, geheel origineel moest zijn of alleen door mij bijgewerkt. Ik zou graag in de gelegenheid gesteld worden om zijn gunst weer te winnen ook al zou het me enige moeite kosten om hem van dienst te zijn. Ik zou erg blij zijn als dit schilderij een plaats vindt die net zo uitstekend is als de galerij van Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Wales (... ) Ik heb bijna een groot schilderij voltooid dat geheel van mijn hand is en naar mijn mening een van mijn beste, dat een leeuwenjacht voorstelt met levensgrote figuren. Het is besteld door Ambassadeur Digby, naar ik begrepen heb als cadeau voor Markies Hamilton. Maar zoals u terecht opmerkt, hebben zulke zaken meer gratie en onstuimigheid in een groot schilderij dan in een klein. Ik zou blij zijn als dit schilderij voor de galerij van Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Wales groter zou zijn, want het grote formaat van een schilderij spoort ons schilders meer aan om ideeën duidelijk en realistisch uit te drukken. (...) Wat betreft Zijne Majesteit en Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Wales zal ik altijd verheugd zijn om de eer van hun opdrachten te ontvangen. Met het oog op de hal van het nieuwe paleis beken ik dat ik van nature meer geschikt ben om zeer grote werken uit te voeren dan kleine curiositeiten. leder naar zijn talenten. Mijn talent is zodanig dat nog nooit een opdracht, hoe groot of gevarieerd in onderwerp ook, mijn moed te boven ging.

Zoals uit onderstaande inleiding blijkt had Rubens er niets op tegen werken te vervaardigen voor kerkelijke opdrachtgevers, maar dan wel volgens de maatstaven van de klassieke oudheid.

Uit: P.P. Rubens, Inleiding op de Palazzi di Genova

We zien hoe de architecturale stijl die men Barbaars of Gotisch noemt in onze streken geleidelijk veroudert en verdwijnt, we zien hoe de verfijnde geesten tot meerdere eer en verfraaiing van het vaderland de architectuur invoeren die de ware symmetrie bezit en zich naar de voorschriften uit de Griekse en Romeins Oudheid schikt. We zien er een voorbeeld van in de prachtige kerken die de eerbiedwaardige Sociëteit van Jezus in Brussel en Antwerpen heeft opgericht, Ongetwijfeld is het terecht en in dienst van de waardigheid van de goddelijke eredienst dat men begonnen is de tempels in een betere stijl te veranderen.

Uit: Christopher White Peter Paul Rubens. Alphen a/Rijn 1988

Rubens is zozeer de schilder van Antwerpen, zo'n glorierijk aspect van die stad, dat men automatisch geneigd is zijn persoonlijke productiviteit en voorspoed over te dragen op de stad als geheel. In feite was er sprake van een wrange tegenstelling: terwijl Rubens opklom naar de hoogste toppen van het succes, ging de stad Antwerpen - ooit de grootste haven en de rijkste stad van Noord-Europa -langzaam ten onder.

Sir Dudley Carleton de Engelse ambassadeur in 's-Gravenhage met wie Rubens later nauwe contacten zou hebben, bezocht Antwerpen in 1676, hij schreef:

Zij overtreft alle steden die ik ooit elders gezien heb door de schoonheid en gelijkvormigheid van haar gebouwen, de hoogte en breedte van haar straten, de sterkte en gedegenheid van haar vestingwerken. In alle tijd die wij er doorbrachten is het mij nooit gelukt om veertig mensen tegelijk in het oog te krijgen over de gehele lengte van een straat: nergens zag ik een koets, nergens een man te paard, en niemand in ons gezelschap heeft een centswaarde aan goederen kunnen ontdekken die, hetzij in een winkel of op straat, verhandeld werd .... op vele plaatsen schiet het gras op tussen de straatstenen, maar desondanks (wat ongewoon is in zo'n verlatenheid) zijn de gebouwen perfect onderhouden.

Maar voor de kunstenaar  zag de toekomst er veelbelovend uit. De schade die de protestantse revolutie had aangericht leidde, mede dankzij de door de jezuïeten aangewakkerde en van regeringswege gesteunde Contrareformatie, tot grootschalige bouwactiviteiten waarbij vooral het herstel van de vernielde kerkdecoraties voor de schilder interessante opdrachten kon opleveren. Daarnaast werd Rubens direct na zijn aankomst benaderd door het stadsbestuur en rijke kunstminnende kooplieden die graag een schilderij van hem wilden kopen. Een dergelijke overvloed aan mogelijkheden zal ongetwijfeld een doorslaggevende rol hebben gespeeld in zijn keuze voor Vlaanderen in plaats van Italië. ( ... ) Als hij besloot in Antwerpen te blijven, zou hij onder meer een besluit moeten nemen omtrent het aanbod van Albrecht en Isabella om hofschilder te worden. In Italië en Spanje had hij ervaren wat het hofleven inhield en hij wist maar al te goed hoe afstompend en kleinzielig het in die besloten kringen rond een alleenheerser bijna onvermijdelijk toeging. Zoals hijzelf zei.

Ik voel er weinig voor weer hoveling te worden.

Hij wilde vrij zijn in zijn ideeën en daden. Iets daarvan moeten de aartshertogen hebben aangevoeld, want hoewel zij hem maakten tot 'een lid van hun hofhouding en hem kluisterden met ketenen van goud', verplichtte dat Rubens slechts tot de aanvaarding van een jaargeld van 500 florijnen en 'de rechten, privilegiën, vrijdommen, vrijstellingen en franchises' die golden voor ieder lid van het aartshertogelijk hof. Bovendien werd hij ontheven van de verplichting om zich aan het hof te Brussel te vestigen; hij mocht ais vrij man in Antwerpen blijven en had permissie 'zijn kunst te onderwijzen aan wie hij wilde, zonder acht te slaan op de reglementen van het gilde.' De zelfstandigheid ten opzichte van het gilde verhoogde niet alleen Rubens' maatschappelijke status doordat hij niet langer met een organisatie van ambachtslieden werd geassocieerd, maar bood tevens grote praktische voordelen:

  • hij kon nu zoveel medewerkers in dienst nemen als hij wilde,
  • zijn leerlingen hoefden geen lidmaatschapsgeld en zijn weduwe geen belasting over de erfenis aan het gilde af te dragen,
  • de plicht om in het gilde bestuursfuncties te vervullen was voorbij.
  • Zijn aanstelling als hofschilder bracht geen vaste verplichtingen mee
  • elke opdracht die hij voor het aartshertogelijk paar zou uitvoeren, zou afzonderlijk worden betaald.

Het meest gedetailleerde verslag van zijn 'levensstijl' wordt geleverd door De Piles, op grond van wat Rubens' neef hem had verteld:

Hij stond alle dagen om vier uur 's morgens op en had de gewoonte zijn dag te beginnen met het bijwonen van de mis, tenzij de jicht waarvan hij veel last had hem dat belette; daarna zette hij zich aan het werk, met naast zich steevast een bezoldigde voorlezer die hardop voorlas uit een gekozen boek, gewoonlijk Plutarchus, Livius of Seneca. Omdat zijn werk hem zeer ter harte ging was zijn leefwijze daarop ingesteld, zonder zijn gezondheid te schaden; om die reden at hij weinig bij het middagmaal uit angst dat de vleesdampen zijn concentratie zouden verstoren en hij, teruggekeerd tot zijn werk, het vlees niet goed zou verteren. Hij werkte voort tot vijf uur in de middag en besteeg dan het paard om buiten de stad of op de vestingwallen van de frisse buitenlucht te genieten, of hij ondernam een andere bezigheid die zijn geest ontspande. Teruggekomen van zijn rit trof hij gewoonlijk enkele vrienden aan, die bleven dineren en hem het tafelen veraangenaamden. Hij behield altijd een sterke aversie tegen overmatig wijngebruik en luxe, evenals tegen het gokspel. Zijn grootste genoegens waren het rijden op een fraai Spaans paard, het lezen van een boek en het bekijken van zijn munten, agaten, kornalijnen en andere gegraveerde stenen, waarvan hij een mooie collectie bezat.