De wereld wordt groter
Men kan zich moeilijk onttrekken aan de indruk dat de geschiedenis van Europa, ja zelfs van de wereld, bij de overgang van de vijftiende naar de zestiende eeuw in een ongekende stroomversnelling terecht kwam. In 1490 kon een Europeaan zich een goede voorstelling maken van Europa en de landen rond de Middellandse Zee. Ook had hij een vaag vermoeden van de rest van Afrika en Azië, maar een samenhangend beeld kon hij zich niet vormen. Dat de aarde rond moest zijn wist hij wel, maar hij had geen idee hoe groot ze was. In 1492 stak Columbus de Atlantische Oceaan over en 'ontdekte' de Antillen; in de loop van de volgende jaren bereikte hij het Amerikaanse continent zelf. In 1498 slaagde Vasco da Gama erin rond Kaap de Goede Hoop te zeilen en bevoer hij als eerste de zeeroute naar lndië. In 1500 zette Pedro Alvarez Cabral voet aan wal in Brazilië. In 1519 ging Cortés aan land in Mexico en maakte een begin met de systematische verovering van het Zuid Amerikaanse continent. In 1522 ten slotte wisten Magelháes' schepen na een tocht van drie jaar de eerste reis om de wereld te volbrengen. Nog nooit was het aangezicht van de wereld binnen dertig jaar zo ingrijpend veranderd.

afb onder: de haven van Napels  afb boven: de globe van Columbus.

Die verandering was in feite tweeledig:

Enerzijds kreeg de wereld een schier onvoorstelbare omvang. Dat proces was de voorgaande jaren in zekere zin al op gang gekomen met de herontdekking van het Grieks-Romeinse verleden. Die pas verworven herinnering had de tijdsspanne van de bekende geschiedenis en daarmee ook de bestaansduur van de mensheid met tien tot twintig vermenigvuldigd. Bij die uitbreiding in tijd voegde zich nu de uitbreiding in ruimte. Na de Middellandse Zee doemden de Atlantische, Grote en Indische Oceaan op, en Europa zag zich geconfronteerd met het bestaan van Amerika, Afrika en Azië. Nog nooit was de wereld zo groot geweest: niet alleen ten opzichte van de voorstelling die men zich er voorheen van had gemaakt, maar ook vanwege het trage tempo waarin men zich verplaatste (een tempo dat in de komende eeuwen echter steeds hoger zou komen te liggen). Reizen duurde nu geen dagen meer maar jaren!

Anderzijds kon de wereld zich nu bewust worden van haar begrensdheid, en de eerste schreden op weg naar haar eenwording zetten. Vóór die tijd was men niet zo ver gegaan, maar omdat de wereld toen nog grotendeels onbekend was, kon men geloven dat ze onbegrensd was. Weliswaar zijn er tot in de negentiende eeuw geografische ,ontdekkingen' gedaan, maar daarbij ging het alleen nog om het geleidelijk wegwerken van witte plekken op de kaart waarvan de omtrekken al waren vastgelegd. Met betrekking tot die eenwording betekende Magelháes' reis natuurlijk niet meer dan een aarzelende eerste schrede; toch kon men zich hierdoor een idee gaan vormen van een dergelijke eenheid - die met de verbetering van de verbindingen steeds vastere vorm zou aannemen.

De ontwikkelde Europeanen vernamen alle berichten uit verslagen, geschreven door de reizigers zelf of door kroniekschrijvers die niet van hun plaats waren gekomen, maar mondelinge berichten hadden verzameld. Eigenlijk gingen de verhalen, hoe paradoxaal het ook mag klinken, vooraf aan de reizen. Al sinds de volle Middeleeuwen was het publiek verzot op meer of minder fantastische reisverhalen, die de nieuwsgierigheid prikkelden.
  • Zo vernam men dat de lerse monnik Sinte Brandaan er zeven jaar over had gedaan om het aardse paradijs te bereiken, waarbij hij alle mogelijke gevaren had getrotseerd en tal van bovennatuurlijke wezens had ontmoet.
  • In het begin van de veertiende eeuw liet Marco Polo, na een reis door China, Il milione (Boek der miljoen wonderen) na, dat zich weliswaar nergens inlaat met het bovennatuurlijke, maar zijn titel daarom niet minder waarmaakt.
  • Weer iets later schreef John Mandeville zijn Voyage doutre-mer, een onontwarbare mengelmoes van feiten en fabels; ook hij beschreef het aardse paradijs.
  • In diezelfde tijd verschenen steeds meer compilaties, Kosmografieën of Wereldbeelden (zoals het beroemde Imago mundi van kardinaal Pierre d'Ailly), inventarisaties van de kennis van alle landen en volkeren van de aarde.

Dergelijke geschriften waren dus overbekend en fungeerden als wegbereider voor de verhalen van de nieuwe reizigers. Deze beschouwden de oude verhalen overigens als betrouwbare informatie-. zo nam Columbus op zijn reis brieven mee voor de door Marco Polo beschreven groot-chan, evenals Vasco da Gama voor priester Johannes, een legendarische figuur die volgens het relaas van Mandeville in India moest wonen.

ontdekking.jpg (98233 bytes) Pagina uit: Imago mundi van kardinaal Pierre d'Ailly

Lezers en toehoorders stonden dus niet echt versteld toen de eerste verhalen over de nieuwe ontdekkingen hen bereikten en waarschijnlijk verging het de reizigers, zelf toch ook ooit lezer of toehoorder, al niet veel anders. Dat had niet alleen te maken met de populariteit van die oude verhalen, maar ook nog met een andere reden, die verband houdt met een typisch aspect van de Europese geschiedenis. De geografische omstandigheden van het Middellandse-Zeegebied waren bevorderlijk voor het contact tussen een aantal in fysiek en cultureel opzicht zeer uiteenlopende volkeren: christelijke Europeanen, islamitische Moren en Turken, animistische Afrikanen. Afgezien van die geografische heterogeniteit werden de Europeanen zich tijdens de Renaissance bovendien bewust van hun eigen historische heterogeniteit, omdat ze zich de erfgenamen van twee volstrekt op zichzelf staande tradities waren gaan voelen. de Grieks-Romeinse en de joods-christelijke traditie - welke laatste overigens op zich ook al niet homogeen is, omdat dit het unieke voorbeeld betreft van een godsdienst (de christelijke) die zich op de fundamenten van een andere (de joodse) heeft ontwikkeld. Met andere woorden, de Europeanen waren op grond van hun eigen heden en verleden al vertrouwd geraakt met culturele pluriformiteit; ze hadden als het ware nog wel een leeg vakje waarin ze de pas ontdekte volkeren konden onderbrengen zonder dat dit hun totaalbeeld van de wereld aan het wankelen bracht.
Dit is bij voorbeeld duidelijk te zien bij de Spaanse verovering van Amerika. Toen de conquistadores stuitten op de heilige plaatsen van de inheemse bevolking, betitelden ze die spontaan als 'moskeeën': het mechanisme is hier des te opvallender omdat met die term weldra iedere gebedsplaats van een niet-christelijke religie werd aangeduid. Toen de Spanjaarden een iets grotere stad ontdekten noemde ze deze direct 'Groot-Caïro'. En om zijn impressies van de Mexicanen te verduidelijken schreef Francisco de Agudar, een van de eerste kroniekschrijvers, dan ook: 'Als kind en jongeman las ik talloze geschiedenissen en verhalen over de Perzen, Grieken en Romeinen. Zo was ik door mijn lectuur al bekend met de riten die men in Portugees Indië beoefent.'
Ook uit de illustraties uit die tijd blijkt hoe het vertrouwde (zelfs al was het enigszins vreemd) op het onbekende werd geprojecteerd.

Er waren talloze reizigers - en talloze reisverhalen: in de loop van de zestiende eeuw verschenen er in ieder belangrijk Europees land honderden, die onderling uiteraard sterk uiteenliepen. Dat heeft voor een deel te maken met de verscheidenheid van de landen die werden bezocht, waarbij drie hoofdreisdoelen in het oog springen. Als eerste was er Amerika, het vreemdste en wildste van al die nieuwe gebieden. In tegenovergestelde richting lag China, dat weliswaar moeilijk toegankelijk leek, maar waarvan de bewoners bepaald geen wilden waren. Ten slotte lokte Turkije, de incarnatie van de islamitische wereld, dichtbij en toch raadselachtig, gehaat en gevreesd. Overigens was het Turkije dat het meest tot de verbeelding sprak, iets wat men zich tegenwoordig maar moeilijk kan voorstellen. Een andere oorzaak van die verscheidenheid was gelegen in de uiteenlopende doelstellingen van de reizen zelf. men bekijkt een land nu eenmaal met andere ogen al naargelang men als veroveraar of missionaris, koopman of eenvoudige belangstellende reist, en al naargelang men er uit vrije wil of als banneling komt. Bovendien waren niet alleen de reizigers verschillend van karakter, maar varieerde ook de kwaliteit van hun verhalen, wat tevens leidde tot een grote diversiteit in de beschrijvingen van de inheemse bevolking.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 voor havo en vwo in het profiel C&M..  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde lit: De wereld van de Renaissance Todorov: De reiziger en de inheemse volkeren.

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven: het Nederlandse onderwijs is een kale kip en daar valt dus niets te plukken. 


02/22/2010 update SG Groenewald