Anamorfosen
De betekenis van het woord anamorfose: terug in beeld brengen. Het woord stamt van het Griekse 'ana' (terug) en 'morfein' (vormen). < Jean-Francois Niceron |
||
Toen kunstenaars
vertrouwd waren met de regels van het perspectief en met het weergeven
van verkort en verlengd, lag de weg open voor experimenteren. Dat
leidde onder meer tot het ontstaan van de anamorfose. De voorstelling
is zodanig vervormd dat ze een onsamenhangend beeld oplevert. De
kijker wordt gedwongen na te denken over het vreemde fenomeen. De
voorstelling is pas herkenbaar wanneer de toeschouwer een bepaald
standpunt heeft ingenomen en vanuit een bepaalde gezichtshoek kijkt,
al dan niet met behulp van een spiegelende cilinder of dito kegel.
Anamorfosen kunnen ruwweg worden onderverdeeld in twee groepen: de gewone anamorfosen, die eenvoudigweg vanuit een bepaalde hoek kunnen worden bekeken en de gecompliceerde anamorfosen, die met behulp van spiegels of reflecterende lenzen moeten worden bekeken. De eenvoudige anamorfosen duiken het eerst op. De oudste is van de hand van Leonardo da Vinci
en is omstreeks 1485 te dateren. Het is niet meer dan een vlot
getekend kinderkopje. Deze schets is te vinden in de zogenaamde Codex
Atlanticus. Wanneer men met één oog dicht bij het blad langs de
voorstelling kijkt, dan wordt het kinderkopje tot normale proporties
herleid. |
||
Als je naar deze tekening kijkt zie je links een man en een vrouw en een nogal vreemd landschap aan de rechterkant. Als je het origineel op de zijkant vanuit een heel scherpe hoek bekijkt, zie je het koppel wat meer doen dan kussen. En dat in de zestiende eeuw! |
||
Dit is een bekend voorbeeld van een anamorfose. De afbeelding lijkt landschappen te tonen met kustlijnen, schepen en dorpen. Als je van links onder een heel scherpe hoek naar de afbeelding kijkt zie je de portretten van Karel V, Ferdinand I, Paus Paulus III en Francis I. |
||
De eigen aard van de anamorfosen brengt met zich mee dat er een bijzondere relatie ontstaat met de voorstelling, die op deze manier vertoond wordt. Deze is op het eerste gezicht onherkenbaar. Eén van de mogelijkheden die door anamorfosen geboden wordt, is dus het verbergen van een voorstelling. Binnen de context van een normale perspectivische voorstelling valt een anamorfose uit de toon. Vanuit de juiste hoek bekeken geeft het vertekende beeld achteraf een extra betekenis aan een schilderij. Zo werkt ook de beroemdste van alle anamorfosen in Holbeins 'Ambassadeurs' uit 1553. Een vreemd object op de voorgrond van dit dubbelportret blijkt een schedel te zijn. Het gehele schilderij wordt daardoor in het licht van de vergankelijkheid gesteld. | ||
In het natuurlijk perspectief probeert men de regels, waaraan onze waarneming onderhevig is, te ontdekken. Een van deze belangrijke regels zegt dat de gezichtshoek, van waaruit wij objecten waarnemen, kleiner wordt naarmate de afstand tussen ons en het object toeneemt. Het kunstmatig perspectief is het perspectief dat in de kunst wordt toegepast. Hier geschiedt eigenlijk het omgekeerde. Door de objecten kleiner te laten worden, suggeert de schilder dat de afstand toeneemt. Volgens Leonardo kunnen beide perspectiefsoorten in een schilderij gecombineerd worden. Vervolgens geeft Leonardo een wat
spitsvondig voorbeeld van kunstmatig perspectief. Daarmee bewijst hij dat het kunstmatige perspectief iets anders is dan het natuurlijke, want in dit geval neemt de grootte toe als de voorstelling verder af is. Een zodanig geforceerd kunstmatig perspectief maakt het evenwel nodig dat een individuele beschouwer het beeld van een bepaald vastgesteld punt door een kijkgaatje bekijkt. 'Voor alle andere beschouwers zal slechts een wirwar te zien zijn.' (Ms E fol 16a) Hiermee effent Leonardo de weg voor de anamorfotische constructie die op een natuurlijke wijze als randverschijnsel van het kunstmatig perspectief ontstaat. Hij geeft ook hier een praktische leidraad: 'Als men een figuur, die in verkort is gezien, op een muur wil aanbrengen, terwijl de figuur die men daar wil schilderen, zich in zijn eigen gedaante en los van de muur moet voordoen, moet men als volgt te werk gaan: probeer een dun plaatje metaal te bemachtigen en maak in het midden daarvan een klein gaatje. Dat gaatje moet rond zijn, zet er dan een lichtbron voor maar zó dat deze het midden raakt. Zet dan het voorwerp of de figuur, die het beste bevalt, zo tegen de wand dat hij deze raakt. Teken de omtrek van de schaduw op de wand en vul daarna de lichte en donkere partijen in. Zorg er dan voor, dat degene die naar de figuur wil kijken, zich voor hetzelfde gaatje opstelt als waar eerst de lichtbron stond. Men zal zich er op deze wijze nooit ofte nimmer van kunnen overtuigen dat de figuur niet vrij van de muur staat.' (Ms A fol 42b) |
||
La Perspective curieuse |
||
La Perspective curieuse P. Niceron Minime. Divisée en quatre livres. Avec l'Optique et la Catoptrique du R. P. Mersenne du mesme Ordre, mise in lumiere aprés la mort de l'Autheur. Œuvre très-utile aux Peintres, Architectes, Sculpteurs, Graveurs, & à tous autres qui se meslent du Dessein. Consulter le document Jean-Francois Niceron, Werkwijze van het uitvoeren van een anamorfotische wandschildering, 1646 |
||
|
||
Voorbeeld van een anamorfotische wandschildering: links: recht van voren. Rechts van een afstand lijken de figuren ruimtelijk!! [Andrea Pozzo l Gesu te Rome] | ||
Behalve de
experimentele methode om anamorfotische projecties uit te voeren raakt
deze beschrijving nog aan een fascinerend nevenverschijnsel: de
voorstelling maakt zich los van de achtergrond. Een voorwaarde voor al
deze verschijnselen is het gezichtspunt, dat dichtbij het beeldvlak
ligt. Voor normale schilderijen beveelt Leonardo daarom ook een
oogafstand die minstens drie maal zo groot is als de hoogte van het
afgebeelde voorwerp. Op die wijze is het mogelijk meer dan één
beschouwer naar het schilderij te laten kijken.
Ook als men dan niet de ideale positie inneemt biedt het schilderij een bevredigende aanblik. (Ms A fol 38a) Vele malen bekijkt men met niet minder plezier dan verwondering sommige van die schilderijen of perspectieftekeningen waarin, als het oog van degene die er naar kijkt zich niet op het bepaalde punt bevindt, er iets heel anders geschilderd lijkt te zijn, maar vervolgens uit het ware gezichtspunt bekeken onthult het onderwerp zich volgens de bedoelingen van de schilder, waar het gaat om beelden van elementen, dieren en letters of andere voorstellingen. De eerste fase bestaat er uit het beeld zo te componeren als het wordt waargenomen: Neem een papier waarop je een of twee menselijke koppen of andere zaken naar eigen wens tekent en perforeer dan bepaalde punten met grove gaatjes. Het tweede procédé behelst de mechanische deformatie met behulp van licht: Neem het schilderij waarop je je twee hoofden wilt overbrengen en bevestig het papier op een van de zijkanten van het schilderij onder een rechte hoek, alsof het schilderij een muur is en het papier een andere. De stralen van de zon of een lantaarn, dwars door de gaatjes geprojecteerd zullen op het schilderij de voornoemde hoofden beschrijven welke langer en uitgerekt zullen zijn, zodat ze van voren gezien niet meer op hoofden lijken maar rechte en kromme lijnen vormen zonder enige regelmatige vorm. Maar gezien vanuit het punt, waarvandaan de stralen komen zullen de hoofden verschijnen, zoals ze op het papier staan. |
||
Fresco van Emmanuel Maignan uit 1642 in het klooster Trinite des Monts: de H Franciscus van Paola |
||
Men
kan dezelfde zaken ook zonder de zon, zonder lantaarn, zonder
geperforeerd papier uitvoeren met behulp van regels en instrumenten,
waarover ik reeds heb geschreven. Om beter te verhullen wat men
volgens de aangegeven methode schildert, moet de schilder om de twee
hoofden of iets anders dat hij heeft weer te geven, het beeld kunnen
verduisteren en bedekken, opdat het in plaats van de twee hoofden
landschappen toont of wateren, bergen, rotsen en diverse andere zaken.
De schilder kan en moet bedriegen door lijnen af te breken en te
scheiden die recht moeten doorlopen, opdat zij buiten het aangegeven
gezichtspunt niets tonen, wat ze vanaf de goede plek wel tonen. De
figuren kunnen worden opgesplitst in van elkaar gescheiden gedeelten
op zo'n manier dat ze zich lijken te verenigen als ze van opzij worden
bekeken; ook het voorhoofd van een figuur kan op de ene plek geplaatst
zijn, de neus op een andere en de kin weer ergens anders. En men
herkent niet meer of het schilderij een hoofd voorstelt, maar de neus
zal het een lijken en het voorhoofd iets anders en in het bijzonder,
als de schilder er in slaagt de neus op een rots te laten lijken en
het voorhoofd op een aardhoop.
Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het algemeen deel voor havo en atheneum. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde lit:Jos de Meyere en Hette Weijma, Anamorfosen. Bloemendaal 1989/Fred Leeman, Perspectivische anamorfosen. in: Cai. Anamorfosen, Rijksmuseum Amsterdam 1975/Daniele Barbaro, Pratica della Perspettiva. 1559/Leonardo da Vinci, Aantekeningen voor een Tractaat over de schilderkunst/Bronnenbundels Is er
zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw
teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij
geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet.
Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven. |