infinite carezze

 

 

 

 

 

Benvenuto CELLINI: Cosimo de Medici 1550

 

Muziek speelde een grote rol in het hofleven. Een vorst wenste zangers voor zijn kapel, trompettisten ter begeleiding van processies, en harpisten en luitenisten om hem in zijn privé-vertrekken verstrooiing te bieden. De hertogen van Bourgondië moeten wel bijzonder veel om muziek hebben gegeven. Fhilips de Goede nam twee vooraanstaande componisten op in zijn hofhouding, Gilles Binchois en Guillaume Dufay, de eerste als zijn huis geestelijke en de laatste als muziekleraar van zijn zoon Karel de Stoute. Karel leerde zingen, harpspelen en componeren. Hij nam zijn musici zelfs mee wanneer hij ten strijde trok.
Welke voordelen het hofmecenaat bood blijkt wel uit de succesvolle carričres van mensen als Orlando di Lasso aan het hof van de hertogen Albrecht V en Willem V van Beieren. Di Lasso, een Vlaming die enige jaren in Italië had doorgebracht, aan het hof van Mantua en elders, verbleef bijna veertig jaar als maestro di capella (kapelmeester) aan het hof van Beieren, trouwde in de hofhouding van de hertog en werd door keizer Maximiliaan II in de adelstand verheven.
Voorbeelden van de gunsten die vorsten hun musici bewezen zijn in overvloed te vinden. De Engelse luitenist John Dowland, die er in eigen land niet in was geslaagd de door hem begeerde positie aan het hof te verkrijgen, werd aan de hoven van de landgraaf van Hessen en de koning van Denemarken, de jonge Christiaan IV, geëerd en royaal gehonoreerd.
Sommige beeldende kunstenaars bereikten ook hoge posities aan het hof, waar ze niet alleen in dienst waren voor de decoratie van de vertrekken, maar ook om portretten te schilderen en de kostuums en decors voor de hoffestiviteiten te ontwerpen. Jan van Eyck was voor Philips de Goede, hertog van Bourgondië, zowel valet de chambre als schilder en ging in 1429 mee op een diplomatieke missie naar Portugal om het portret van de aanstaande hertogin te schilderen. Als hofschilder was hij vrijgesteld van gildebepalingen. In de loop van de vijftiende eeuw werden dertien kunstenaars (onder wie elf Italianen) in de adelstand verheven, en in de zestiende eeuw viel negenenvijftig kunstenaars (onder wie negenentwintig Italianen) die eer te beurt. Titiaan, zelf van adellijke afkomst, is een voor de hand liggend voorbeeld van een kunstenaar die zich met gemak in hofkringen bewoog. Dat gold ook voor Rafaël die niet voor niets met Castiglione bevriend was. Vasari prees niet alleen zijn kunst maar ook zijn costumi (manieren), vooral zijn 'charmante, zachtaardige en beminnelijke vriendelijkheid, die hij altijd aan de dag legt ten aanzien van allerhande personen en in alle omstandigheden' 

Toch bleef de positie van de kunstenaar aan het hof enigszins ambivalent, zoals ook blijkt uit Cellini's beroemde autobiografie. Hij vertelt hoe Frans I hem mon ami noemt en hoe groothertog Cosimo de' Medici hem infďnite carezze ('eindeloos veel liefkozingen') gaf en hem de fraaiste honoraria in het vooruitzicht stelde, maar ook hoe men hem de hele dag voor de deur van de maitresse van de koning liet staan wachten; hoe moeilijk het was de thesaurier ertoe te krijgen hem het door Frans I beloofde geld uit te betalen, en hoe Cosimo hem in ongenade liet vallen en Benvenuto mal venuto ('de onwelkome') noemde.

Zelfportret Cellini

Kunstenaars die er wel in slaagden een duurzame en vooraanstaande positie aan het hof te verkrijgen, kregen vaak bestuurlijke functies op kunstgebied. Zo besteedde Velázquez een groot deel van zijn tijd in koninklijke dienst aan zijn verantwoordelijkheden als conservator van de kunstcollectie van Philips IV, zoals de verwerving van schilderijen. Hans von Aachen, verbonden aan het Praagse hof van Rudolf II, schilderde niet alleen portretten maar kopieerde ook schilderijen waarvan de keizer hield, en kocht werken aan voor de keizerlijke collectie. Weer andere kunstenaars werden belast met de organisatie van hoffestiviteiten: Bernardo Buontalenti in Florence, Baldassare Belgioioso in Parijs, Michael Sustris in München en Giuseppe Arcimboldo aan het keizerlijk hof in Praag. Mogelijk heeft ook Gil Vicente, die vooral bekend is vanwege zijn toneelstukken maar aan het hof van koning Manuel van Portugal was aangesteld als goudsmid, een soortgelijke functie vervuld. In elk geval gaf Manuel enorme bedragen uit aan hoffestiviteiten.
Sommige heersers zochten graag het gezelschap en de conversatie van humanisten; zo had Alfonso van Aragón, koning van Napels, Lorenzo Valla, Bartolomeo Fazio en Antonio Beccadelli in zijn hofhouding opgenomen. Hoe dan ook had ieder hof wel een paar betrekkingen beschikbaar voor litterati. Zo was er de positie van hofpredikant; de humanistische monnik Antonio de Guevara was bij voorbeeld predikant van Karel V, en hoewel hij al spoedig een bisdom ontving, waar hij ook resideerde, heeft hij jaren aan het hof doorgebracht.
Een andere post die intellectuelen aan het hof konden bekleden was de functie van lijfarts van de koning. Een enkele keer werd die positie ingenomen door een humanist, zoals Thomas Linacre, lijfarts van Hendrik VIII van Engeland.

Verder konden humanisten worden aangesteld als leraar van het koninklijke kroost; zo was Roger Ascham de leraar van de toekomstige koningin Elizabeth, Johannes Aventinus die van de zoons van de hertog van Beieren.

Carolus Clusius werd hofbotanicus aan het hof te Wenen.

In de loop van de vijftiende en zestiende eeuw kwamen er steeds meer betrekkingen voor intellectuelen. Na de uitvinding van de boekdrukkunst namen de bibliotheken snel in omvang toe, waardoor er behoefte ontstond aan de diensten van een geleerde-bibliothecaris als Galeotto Marzio of Guillaume Budé (bibliothecaris van Frans l). Ook stelde Frans I de schrijver Jacques Colin aan als lecteur du roi, die tot taak had hem voor te lezen. Keizer Ferdinand 1 benoemde de kunsthandelaar Jacopo Strada tot zijn hofantiquair, en zijn opvolger Maximiliaan haalde Carolus Clusius naar Wenen als hofbotanicus. Maximiliaans opvolger Rudolf II liet de Deense geleerde Tycho Brahe naar Praag komen als 'keizerlijk mathematicus' (ofwel astronoom en astroloog), en Brahe bracht zijn jonge assistent Johannes Kepler mee, die hem opvolgde in die functie.

Ook kwam het in toenemende mate voor dat heersers schrijvers aanstelden als secretaris of hofhistoricus. Hendrik VIII had de Italiaanse humanist Ammonio in dienst als zijn secretaris, vermoedelijk omdat hij brieven in goed klassiek Latijn kon schrijven.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 voor havo en vwo in het profiel C&M..  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde lit: De wereld van de reanaissance.  Andre Chastel.

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven


02/20/2010 update