luogo deputato agli spettacoli
(een plaats gewijd aan de schouwspelen) (Alfonso I) |
![]() |
|
De voorstelling van de Menaechmi van Plautus in het nieuwe hof van het kasteel van de familie Este, op 25 januari 1468, is een mijlpaal die de grens trekt tussen een nog middeleeuws toneel en een modern spektakel. Alles droeg bij tot het uitzonderlijke karakter van de gebeurtenis. De acteurs speelden niet meer op straat, noch op het kerkplein of op openbare plaatsen waar tot dan toe de mysteries doorgingen en ze verplaatsen zich niet meer naar specifieke omgevingen, de mansiones, al naar gelang van de scenische vereisten. | ||
Natuurlijk speelden ze nog op een open ruimte, maar dit keer ging het om het binnenhof van de verblijfplaats van de heren van Ferrara. Hier monteerde men rijen banken, een ‘tribunale de asse tutte nove’ (een tribune met gloednieuwe planken) zoals een kroniekschrijver verduidelijkt, met een uniek geschilderd decor waarop vijf ‘case merlade con una fenestra et uscio per ciascuna’ (huizen met kantelen en met elk een venster en een deur) te zien waren die zo natuurgetrouw en aristocratisch oogden ‘che se averiano potuto abitare per ogni homo da bene’ (dat een edelman er had kunnen in wonen). | ||
De toeschouwers hoefden
zich niet meer verplaatsen om de rondtrekkende acteurs te zien spelen van mansio tot mansio. Voor hun comfort bouwde men een houten tribune met zittingen.
De Latijnse tekst van Plautus werd vertaald in de volkstaal waardoor hij voor
het hele publiek toegankelijk werd. Als laatste nieuwigheid droegen de acteurs
kostuums die speciaal voor de gelegenheid waren ontworpen. De voorstelling werd
een onvergetelijk succes.
Deze voorstelling maakte deel uit van het feestprogramma ter ere van de jonge Francesco II Gonzaga, markies van Mantova, toen twintig jaar oud, die een bezoek bracht aan Ferrara om er het prachtige carnaval bij te wonen, maar ook om kennis te maken met zijn verloofde, Isabella, oudste dochter van Ercole I, een kind van twaalf jaar, waarvan men reeds de lof sprak over haar intelligentie, smaak en charme. |
||
Amper een jaar later wilde men het evenement overdoen. De hertog vertrouwde aan zijn neef Niccolo da Correggio, zoon van zijn halfzus Beatrice en knap dichter in de trant van Petrarca, de opdracht toe een tekst te componeren in de volkstaal die tevens in toneelvorm kon worden vertaald. Zo ontstond de Favola di Cefalo, een zwaarlijvig drama in vijf bedrijven, vrij geïnspireerd op Ovidius, dat er echter niet in slaagde het publiek voor zich te winnen. In feite werd het een regelrechte ramp! Dit keer hadden de toeschouwers geen enkel plezier beleefd; slechts gematigd lieten ze zich het verhaal welgevallen waarin tragedie en komedie op een inconsequente manier met elkaar vervlochten waren. | ||
Tijdens hetzelfde seizoen werd Amphitryon, een ander meesterwerk van Plautus, gemonteerd om de gasten te onderhouden op het bruiloftfeest van Lucrezia, de onwettige dochter van Ercole I, en Annibale Bentivoglio, opvolger van de heer van Bologna. Een andere fundamentele etappe volgde enkele jaren later met de première van La Cassaria van Ariosto die het begin betekent van de komedie in de volkstaal. En in 1541 was de tragedie aan de beurt, toen Giovan Battista Giraldi Cinzio bij hem thuis zijn Orbecche bracht, een stuk geïnspireerd op een novelle van Boccacio, waarbij hij prat ging op de decors geschilderd door Girolamo da Carpi en de muziek van Alfonso della Viola, kapelmeester van de hertog Ercole II. |
||
|
||
|
||
De hofschilders hadden zeker hun aandeel in het succes van de voorstellingen door decors en toneeltrucs te realiseren waarbij ze hun inspiratie zochten in kronieken. Zo bijvoorbeeld de decorontwerper van La Cassaria: Pellegrino da San Daniele was een schilder die tien jaar lang in dienst werkte bij Alfonso I. Zijn achtergrond beeldde een ‘una contrada e prospettiva de una terra con case, chiese, torre, campanile et zardini’ (een landschap en een perspectief met huizen, kerken, torens, een klokkentoren en tuinen) uit. De protagonist ( de toneelspeler, die de hoofdrol vervult) was de beroemde Sebastiano Clavignano da Montefalco, een beroemdheid van de toneelscène aan het begin van de 16de eeuw. |
||
Het jaar daarop lachte het succes toe aan een andere tekst van Ariosto, I Suppositi, die zich afspeelde in het Ferrara van toen, met personages en gebeurtenissen die het publiek kon herkennen en op prijs stelde. Ariosto had voor dit stuk ook een beroep gedaan op populaire, komische en pittige taal die bol stond van volkse uitdrukkingen. ''Ongetwijfeld een moderne komedie'', becommentarieerde een kroniekschrijver. Ariosto was niet alleen toneelschrijver, maar ook nog zijn eigen impresario en regisseur en daarnaast acteur. Tussen 1530 en 1531 liet hij het eerste toneelhuis bouwen in Ferrara. De voorstellingen werden dus niet meer in open lucht vertoond, op binnenhoven van paleizen of op pleinen; ze werden niet meer gemonteerd in de verblijfplaatsen van de hertogen. Men richtte een gebouw op voor de schouwspelen op een ‘luogo deputato agli spettacoli’ (een plaats gewijd aan de schouwspelen), een toneel met een vaste bühne met het perspectiefzicht van ‘una citadella con camere terrene e a solaio, finestre, poggioli, botteghe e chiese’ (met een stadje met kamers op het gelijkvloers en in de zoldering vensters, balkonnetjes, boetiekjes en kerken). Deze zelfstandig gevoerde toneelervaring, buiten de hertooglijke verblijven, was echter van korte duur. Na een jaar werd het gebouw door een brand vernield op het einde van 1532 en Ariosto stierf korte tijd daarna. |
||
De cavallerie | ||
De cavallerie, (optocht, stoet) is een genre ontstaan in de tijd van Alfonso II. Dit genre was korte tijd een groot succes. Geïnspireerd op de epische riddergedichten, verheerlijkt door vuurwerk en grandioze verlichting, bundelden deze cavallerie de erfenis van steekspelen en de blijde intreden in de stad van prestigieuze gasten, stuk voor stuk gelegenheden voor de heren van Ferrara om hun uitbundige verbeelding tentoon te spreiden. Dit nieuwe schouwspel, dat zich halfweg bevond tussen het hoftoneel en het volksfeest dook op op 2 maart 1561 toen Alfonso de verheffing door Pius IV van zijn jongere broer Luigi Este tot kardinaal wilde vieren. |
||
Op een groot open plein achter de stadswallen, legde men een parterre aan in de open lucht en een bühne met decors bestemd voor een choreografisch schouwspel dat sterk tot de verbeelding sprak, il castello di Gorgoferusa. De cavallerie hebben noch een officiële auteur noch enige literaire ambitie. Waarschijnlijk ontsprongen aan de fantasie van de hertog die er de ingewikkelde organisatie van superviseerde, werden deze schouwspelen voorbereid door zijn secretaris en geregisseerd door beroepsmensen uit de toneelwereld, die opgegroeid waren aan het hof van Este: decorontwerpers, acteurs, musici en schermmeesters. De monsters, waterdieren, grote vogels die de actie kracht moesten bijzetten en die rillingen bezorgden aan de toeschouwers van het kasteel Gorgoferusa waren getekend door Pirro Logorio, de grote Napoletaanse architect die de prachtige villa d’Este in Tivoli ontwierp. Dit nieuwe schouwspel, dat bol stond van de onverwachte wendingen, bewegingen, tussenkomsten van machines, adembenemende kostuums, balletten, muziek en koorstukken, werd alom geprezen. | ||
Religieus theater | ||
Mazzoni. Bewening van Christus, Ferrara, jezuïetenkerk.De beelden van Mazzoni lijken geïnspireerd door de gebaren en de dramatische expressie van de acteurs van die toneelstukken. | ||
Onder het bewind van Ercole I kwam het gebruik in zwang om naast profane theatervoorstellingen ook schitterende sacrale plechtigheden te ensceneren. In de paastijd was het de gewoonte om de armen aalmoezen te geven en hun een maaltijd aan te bieden. De hertog nam daar trouwens persoonlijk aan deel. Aan het ingewikkelde en spectaculaire ceremonieel van die maaltijd werd vanaf 1481 een gedramatiseerde voorstelling van het leven van Christus (vooral van zijn lijdensverhaal) toegevoegd. Ercole volgde het schouwspel vanaf een balkon, waardoor zijn publiek imago een ‘religieuze’ functie kreeg. | ||
| ||
|