Een goed geschilderde raap is beter dan een slecht geschilderde madonna

In 1678 schrijft Samuel van Hoogstraten (1627-1678), een leerling van Rembrandt, zijn kunsttheoretische geschrift "Inleyding tot de Hooge Schoole der Schilderkonst". Hierin schrijft hij dat de rangorde van een thema afhankelijk is van de mate waarin een beroep wordt gedaan op de fantasie van de kunstenaar. Dienovereenkomstig nemen historieschilderijen die religieuze of historische motieven tot onderwerp hebben, "die de mensheid de edelste daden en ... de wijste schepsels onder het oog brengen", de hoogste plaats in. Ze worden gevolgd door de "kabinetschilderkunst van elk type' en de laagste plaats wordt ingenomen door het stilleven.

Van Hoogstratens tijdgenoot André Félibien (1619-1675) maakt een vergelijkbare indeling in zijn inleiding tot de in 1669 in Parijs verschenen "Conférences de l'Académie Royale de Peinture et de Sculpture". Op de laagste plaats komen bij Félibien eveneens de stillevens met vruchten, bloemen, schelpen en andere levenloze objecten. In hoger aanzien staan de schilderijen die bijvoorbeeld levende dieren en landschappen tonen. De hoogste rang bereikt een kunstenaar uiteindelijk met de afbeelding van de mens, die als de perfecte schepping van God op aarde wordt beschouwd.

De modeltekenzaal van de Royal Academy in Londen (1773) De vrouwelijke leden waren uitgesloten van het modeltekenen: slechts hun portret hangt rechts aan de wand. Je ziet rechts beneden 2 mannelijke naaktmodellen.

De twee traktaten stammen uit een tijd waarin het Europese academiewezen opbloeit. In 1648 wordt in Parijs onder Lodewijk XIV (1638-1715) de Académie Royale de Peinture et Sculpture opgericht, die in 1666 door een tweede vestiging in Rome een uitbreiding ondergaat. De Koninklijke Academie is een openbare instelling die gefinancierd wordt door de staat en gedurende lange tijd de officiële kunstpolitiek bepaalt. Tot 1720 worden in Europa in totaal negentien academies opgericht, waarvan de traditie teruggaat tot de Italiaanse Renaissance: al in 1494 roept Leonardo da Vinci (1452-1519) in Milaan een eerste schildersschool in het leven, waar de leerlingen niet alleen onderwijs krijgen in de schildertechnieken, maar ook in de wetenschappen. Twee generaties later wordt deze combinatie opnieuw opgepakt, bijvoorbeeld in de programma's van de in 1563 in Florence op initiatief van Giorgio Vasari (1511-1574) opgerichte 'Accademia del Disegno' en de 'Accademia di San Luca', die in 1577 in Rome wordt opgericht en nog steeds bestaat.

Het onderwijs aan de Académie Royale de Peinture et de Sculpture was erg theoretisch: kunst werd min of meer beschouwd als "wetenschap".Enkele vakken waren geometrie, perspectiefleer, geschiedenis, mythologie, anatomie en bijvoorbeeld filosofie.

  

De studie en het tekenen van het menselijke lichaam, waarvoor tot het einde van de 18e eeuw uitsluitend mannelijke modellen worden gebruikt.

Al vroeg komen in de theorie de begrippen 'imitatio' (nabootsing) en 'inventio' (uitvinding) voor. Door de tegenstelling tussen enkel de nabootsing van de natuur en de creatieve schepping van de kunstenaar ontstaat aan de academies een landurige discussie over de beoordeling van vorm en kleur. Deze discussie wordt ten gunste van de vorm beslist, dat wil zeggen ten gunste van de tekening, de belijning en de compositie. De studenten aan de traditionele kunstacademie worden vertrouwd gemaakt met deze opvattingen over kunst. De eerste fase van de student bestaat uit het kopiëren en natekenen van meesterwerken en gipsafgietsels. Daarna volgen de studie en het tekenen van het menselijke lichaam, waarvoor tot het einde van de 18e eeuw uitsluitend mannelijke modellen worden gebruikt. Pas in het laatste jaar wordt er lesgegeven in vrij tekenen en compositieleer.
Steeds vaker rebelleren kunstenaars en critici tegen de hegomonie van de academies en hun strakke regels. Voor veel kunstbeoefenaars hangen opkomst, succes en ondergang samen met de erkenning respectievelijk afwijzing door de machtige instellingen. De weerstand tegen de academies bereikt een hoogtepunt aan het eind van de 19de eeuw, wanneer de impressionistische kunstopvatting de ontwikkeling van de moderne schilderkunst voorbereidt. In 1922 houdt de schilder Max Liebermann (1 847-1935), die sinds 1920 directeur is van de Berlijnse Academie van Beeldende Kunsten, zich nog bezig met de hiërarchie van de afzonderlijke genres: zijn provocerende constatering dat een goed geschilderde raap beter is dan een slecht geschilderde madonna, komt nog steeds overeen met de moderne opvattingen over esthetiek.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 voor havo en vwo in het profiel C&M..  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde literatuur oa Het laatste geheim van Bomarzo Michiel Koolbergen. Leiden 1996 en 1000 Meesterwerken Keulen1999. (Publicatie met toestemming uitgever)


12/17/2014 update
digischool CKV 2 VAKLOKAAL