Hypnerotomachia Poliphili |
|
Deze allegorische liefdesgeschiedenis verhaalt, hoe Poliphilus op zoek gaat naar zijn geliefde, Polia. Het werk wordt algemeen toegeschreven aan Francesco Colonna, een geletterd man, waarschijnlijk behorend tot de prinselijke familie Colonna. Door zijn buitensporig lange, talrijke, gedetailleerde, begeesterde en erudiete beschrijvingen van architectuur-haar terminologie, bouwtypen, stijlkenmerken, materialen en theorie - is het een van de invloedrijkste werken op dit gebied geworden, zowel bij het lezerspubliek als binnen de professie, tot het eind van de zeventiende eeuw. Het is bovendien een van de eerste geïllustreerde boeken over architectuur, wat in belangrijke mate tot het succes ervan heeft bijgedragen. |
Het boek beschrijft de gedroomde reis van
Poliphilus, die via
een bos, een vallei, dwaalwegen, paradijselijke tuinen en een onderaardse
crypte, uiteindelijk arriveert op het eiland Cythera, waar Venus de scepter
zwaait. Het is een soort kunstmanifest in romanvorm.
Door de eeuwen heen hebben dan ook talloze kunstenaars en architecten zich laten inspireren door Poliphilus droom. Het boek verhaalt over een onmogelijke liefde. Niets doet de pen immers zo vloeien als een bloedend hart. De trieste passie van de schrijver, Francesco Colonna, deed hem een hele nieuwe wereld creëren. In het werkelijke leven was er geen plaats voor zijn liefde. Daarom schiep hij een nieuwe wereld, waarin zijn liefde plaats kon vinden. Een wereld in woord en beeld, want het boek is verluchtigd met schitterende houtsneden die een parallel verhaal vertellen. |
Evenals de Orlando Furioso van Ariosto is deze uitgave in Europa zeer populair geweest en ze bevat diverse thema's, zoals de idee van de heropleving van de antieke cultuur en de hoofse liefde. Centraal staat de zoektocht naar de verloren geliefde. De hoofdpersoon, Poliphilus, valt rusteloos in slaap en droomt dat hij in een bos verdwaalt. Uiteindelijk vindt hij een beek, maar voordat hij zijn dorst lest, laat hij zich verder lokken door zoete, melodieuze klanken waarvan hij de herkomst niet kan vinden. Dorstig en vermoeid valt Poliphilus in slaap onder een boom, waarbij zich nu een droom aandient (een droom in een droom dus), die 'bizar en fantastischer is dan alle andere dromen, en zeker veel langer dan een gewone droom'. In die droom bevindt hij zich in een stil dal, waarin gebouwen en monumenten staan van verbazingwekkende afmetingen; piramides en obelisken, mysterieuze tempels, nimfea en fonteinen, ruines en vreemde inscripties trekken zijn aandacht. |
Hypnerotomachia Poliphili betekent 'de strijd van Poliphilus om liefde, in een droom'. De gedroomde reis is niet alleen voor Poliphilus, de hoofdpersoon in het boek, een inwijding in het rijk der liefde, kunst en kennis; ook de lezer krijgt dit alles niet cadeau. De gecompliceerde titel wijst vooruit naar een boek vol mysterie en verborgen betekenis. Veel houtsneden verbeelden raadselachtige hiëroglyfen. De auteur geeft zijn naam slechts prijs in een acrostichon: de optelsom van de eerste letters van alle hoofdstukken geven zijn identiteit weer en de mededeling dat hij zoveel van Polia hield. |
De wereld die Poliphilus zag in zijn droom is het meest bijzondere dat iemand ooit aanschouwde. Met veel liefde worden de landschappen beschreven, waar Poliphilus tocht hem doorheen voert. Hij onderzoekt de bouwwerken die hij passeert en detail: hij meet ze op tot en met het kleinste venster. Tientallen gebouwen beschrijft hij: torens, tempels en onderaardse crypten, inclusief opschriften. Hij bezingt tuinen waar hij baadt met nimfen en wordt natgespoten. Automata en fonteinen, die nog eeuwen een belangrijke inspiratie zouden vormen voor de tuinkunst, passeren de revue. Francesco Colonna beschrijft honderden botanische varianten. Hij schildert de schoonheid van vele nimfen en wijdt uit over hun kleding, hun haarspelden, hun borsten en zelfs de interval ertussen. Niets is hem teveel. |
houtsnede (nimfeum) uit de Hypnerotomachia Poliphili. |
De onmogelijke liefde tussen Poliphilus en Polia |
Hierboven (zie afbeelding) wordt de passage geïllustreerd waarin Poliphilus op zijn dwaaltocht vijf nimfen ontmoet, personificaties van de vijf zintuigen: Aphea, Osfressia, Orassia, Achoé en Geussia, oftewel Tastzin, Reuk, Zicht, Gehoor en Smaak. De schone nimfen nemen hem mee naar het badhuis waarvan het interieur verfraaid is met nissen waarin beelden van nimfen staan. Voordat de nimfen Poliphilus meenemen naar het badhuis, vertelt hij de vijf nimfen over zijn moeizame zoektocht naar zijn geliefde: 'Ik ben de ongelukkigste minnaar die er op de wereld te vinden is, want ik weet niet waar mijn geliefde is die ik zo vurig en met heel mijn hart bemin, noch waar ik zelf ben.' De uitnodiging hierna van de nimfen het bad met hen te delen was bedoeld om Poliphilus wat op te monteren, zijn sombere gedachten af te leiden. Poliphilus wordt herenigd met Polia. De god Amor brengt het liefdespaar in zijn boot naar het rijk van Venus, het eiland Cythera. Tijdens deze reis duiken rondom de boot allerlei zeewezens op (waaronder Tritons) en ook de zeegod Neptunus en zijn gemalin Amphitrite dienen zich aan. |
Poliphilus beschrijft op zijn tocht een plein met zuilenrijen........ |
Voor deze voortreffelijke poort (laat ik dit eerst zeggen) lag een onoverdekt rechthoekig plein, dertig passen in doorsnede, met een prachtige vloer van marmeren plavuizen, welke van elkaar waren gescheiden (door stenen voegen van één voet breed) en samen geschikt tot verschillende patronen en schakeringen, en deze vloer was op veel plaatsen door steenval gebroken en overwoekerd. En langs de zijden van dit plein, ter rechterzijde en ter linkerzijde langs de bergen, stonden in symmetrie twee zuilenrijen, en tussen de ene en de andere zuil lag telkens, zoals de regels eisen, het volmaakte interval van de acrostylos; aldaar ving de eerste loop of zuilenrij van beide zijden ter zelfder hoogte aan, vanaf de rand ofwel het uiteinde van de bezegelde vloer, in de metoop of gevelwand aan weerszijden van de grote poort; tussen de ene en de andere zuilenrij was een ruimte van vijftien passen gelegen. Van deze zuilen was het merendeel in nog ongeschonden staat zichtbaar, met dorische en kussenvormige [ionische] kapitalen, met cartouches ofwel gekrulde voluten bovenom de geringde echinussen, met daaronder astragalen, hier en daar overhangend, met het derde deel uitspringend boven het onderste punt, namelijk van het kapiteel, dat in doorsnede de helft van de daaronder geplaatste zuil bedroeg; hierboven lag het epistyl ofwel de gestrekt liggende en doorlopende architraaf-, het merendeel was echter geschonden en gebroken; vele zuilen waren van hun kapitalen beroofd en lagen begraven tussen het puin tot aan hun hoogste punt en de overhelling van hun astragaal, hypotrachelion en hals. Te midden van deze zuilenrijen woekerden oude platanen en lofrijk struweel en cypressen en doornige braamstruiken. Het vermoeden rees bij mij dat hier een hippodroom dan wel een xystus of paradroom ofwel ambulacri, dat wil zeggen wandellanen, of ook brede en ruime, onoverdekte portico's of een veld voor een tijdelijk in te richten renbaan gelegen was geweest. |
Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 voor havo en vwo in het profiel C&M.. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde literatuur oa Het laatste geheim van Bomarzo Michiel Koolbergen. Leiden 1996
|