Functies van het portret

De omgeving eiste van kunstenaars, dat ze waarheidsgetrouw portretten schilderden. Paradoxaal genoeg zijn de portretten uit deze periode niet geheel vrij van magische en fetisjistische kenmerken. Dit komt het duidelijkst tot uiting in de functie van het portret als 'plaatsvervanging' of 'substituut', dat nog steeds, net als in vroegere perioden, aan portretten werd toegedicht.

Executio in effigie

Het was lange tijd gebruikelijk om van misdadigers die men niet te pakken kon krijgen, het portret in plaats van de echte persoon te laten 'executeren' ('executio in effigie') door een beul. Het portret moest volgens de wet het uiterlijk van de veroordeelde precies weergeven; de straffen die hij moest ondergaan, werden symbolisch op de corresponderende plaatsen van het lichaam toegepast.

Vergelijkbare handelingen, die teruggingen op de tovenarij van sjamanen, waren het uitkrabben van de ogen op konterfeitsels. Ook tegenwoordig komt dit nog voor - bijvoorbeeld op reclameposters, op gezichten van met name politici. De verminking van de fysionomie van de vijand of tegenstander speelt dus nog steeds een grote rol.

Hierbij paste uiteindelijk ook het tentoonstellen van portretten van slechte figuren, zogenaamde schandprenten, die, meestal karikaturaal van vorm, hoongelach en spotternij moesten oproepen.

De bovengenoemde voorbeelden spelen zich bijna allemaal af op het terrein van de rechtspraak of de politiek. De afwijzende, negatieve houding tegenover de afgebeelden kwam voort uit de behoefte te straffen of te vergelden. Maar het magische en fetisjistische aspect in portretten kon ook de grondslag zijn voor een positieve houding ten opzichte van de afgebeelde persoon.

In dit verband is een beschrijving van een aristocratisch ceremonieel aan het hof uit de vroege 18e eeuw (1733) interessant:

"De afbeelding van een souverein bevindt zich in de audiëntiekamer bij de afgezanten, meestal op een verhoging tussen baldakijn en staatsiezetel, en is in de vorm van een borstbeeld. Het is alsof de persoon zelf aanwezig is en zodoende mag men hem niet zittende de rug toekeren. Ook mag niemand in een kamer waar de beeltenis van een heersende potentaat hangt, met ontbloot hoofd verschijnen, ambassadeurs uitgezonderd"

Het standbeeld van Marcus Aurelius is het enige ruiterstandbeeld dat ongeschonden bewaard is gebleven tot in onze dagen. In de tijd dat het geplaatst werd (het werd opgericht in 176 na Chr.) waren er talloze ruiterstandbeelden, maar deze zijn in later tijd allemaal verwoest door de christenen. Volgens de overlevering is het standbeeld tot in onze dagen bewaard gebleven omdat het geïdentificeerd werd met keizer Constantijn de Grote, die zich tot het christendom bekeerd had en vele kerken had laten bouwen.
Eén ding blijkt duidelijk uit het bovenstaande citaat: de functie van 'plaatsvervanging' is nauw verbonden met die van 'representatie'. De meeste portretten drukken -in meerdere of mindere mate verborgen macht, heerschappij en privileges uit. Dat geldt overigens ook voor de ‘executio in effigie'; alleen ging het hier om de vernietiging, het teniet doen van de macht van de vijand.

Het machtsvertoon blijkt natuurlijk het sterkst in het portret van een heerser, waarbij een ruiter gezien vanuit laag gezichtspunt -naar voorbeeld van het ruiterportret van Marcus Aurelius (161 - 180 n.Chr.)- een zeer vooraanstaande plaats innam. Maar in de Renaissance en de Barok waren de feodale heersers niet de enigen die zich lieten afbeelden in een dergelijk pathetisch schilderij.

Veelzeggend voor de prestatiemoraal uit die tijd was dat ook machtswellustige parvenu's als aanvoerders van huurlingentroepen -de condottieri zich op deze manier lieten schilderen. Voor een standbeeld in steen of marmer was niet altijd voldoende geld; sommige condottieri werden daarom postuum in een illusionistisch -maar nog steeds indrukwekkend fresco als standbeeld afgebeeld

Het tonen van macht en privileges vinden we ook terug in de konterfeitsels van de humanisten - hoewel deze subtieler en discreter zijn. In de concurrentiestrijd met adel en rijke kooplieden om de status tonen ze met ingetogen trots de superioriteit van hun normen, scholing, innerlijkheid en ethische autonomie. In het algemeen kunnen we zeggen dat eigenlijk alle portretten indruk op de beschouwer willen maken: ze vragen om erkenning van een beperkte of grote macht.

Heel belangrijk is natuurlijk ook dé 'herinneringsfunctie'. Uit Durers bekende uitspraak dat een schilderij de menselijke figuur na zijn overlijden bewaart, spreekt de hoop op een welhaast magische overwinning op de tijd, alsof de schilderkunst in staat was de dood te overwinnen. Het is opvallend dat de portretschilderkunst grotendeels uit de grafbeeldhouwkunst voortkwam; aanvankelijk was ze er nauw mee verbonden. Al gedurende de hoge en late Middeleeuwen was de neiging aanwezig om de doden -meestal vertegenwoordigers van de geestelijke stand- als reliëf of plastiek op de tombe af te beelden.

Deze relatie met de dodencultus kan teruggevoerd worden op de kunst van de klassieke Oudheid. In de tijd van de Romeinen werden afdrukken van was genomen van het gezicht van een overledene en neergezet op een schrijn in het atrium van het patriciershuis. "De portretten werden gemaakt als aandenken en niet als kunstwerk; door de instabiliteit van de was bleven ze waarschijnlijk maar enkele decennia bestaan. Het was dan ook een begrijpelijke wens ze in marmer uit te voeren, maar die wens ging pas gedurende de laatste eeuwen voor Christus in vervulling. Gedurende deze periode zagen de patriciërs hun oude geprivilegieerde positie bedreigd. Misschien wilden ze door hun voorvaderen uit te beelden, hun vroegere positie benadrukken."

Die bij processies meegedragen bustes, de 'imagines maiorum', waren een voorbeeld dat blijkbaar werd opgepakt door de beeldhouwers uit de 15e eeuw - bijvoorbeeld door Donatello met zijn beschilderde kleibuste van Niccolo da Uzzano. Ook probeerden kunstenaars uit die tijd het 'plastische' busteportret te imiteren, waarbij ze hun best deden het gebrek aan plasticiteit aan te vullen door èen realistisch, levensecht kleurgebruik.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel cultuur en maatschappij voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven: het Nederlandse onderwijs is een kale kip en daar valt dus niets te plukken.


02/20/2010 last update