DISCORSI INTORNO A DUE NUOVE SCIENZE (1638)

Vertogen over twee nieuwe wetenschappen

Dit is het eerste werk waarin de moderne wetenschappelijke theorie van de proporties wordt uiteengezet. Gebruikmakend van empirische observatie en geometrische verificatie weerlegt Galilei het neoplatoonse beginsel, dat 'harmonische' proporties, voortgekomen uit de volmaakte 'Vormen' van de goddelijke 'Idee', universeel toepasbaar zijn. Hiertegenover toont hij aan dat proporties onherroepelijk variëren al naar gelang de afmetingen en de stof van natuurlijke lichamen. Het is onbetwistbaar dat deze theorie en deze wijze van redeneren een revolutie teweeggebracht heeft in het architectonische denken en handelen
SALVIATI: [ ... ] En dit door mij gestelde inzake het vermogen zichzelf te ondersteunen, moge eveneens gelden voor elke andere structuur; zo zal, indien een latje het gewicht van tien gelijke latjes zal kunnen schragen, een eendere balk niet op dezelfde wijze het gewicht van tien gelijke balken kunnen schragen. Mogen evenwel U edele en onze waarde Simplicius met welgevallen constateren hoezeer de ware gevolgtrekkingen, niettegenstaande dat zij op het eerste gezicht waarschijnlijk lijken, de hen verduisterende omhulsels, zodra ze slechts licht beroerd worden, afleggen en in naaktheid en eenvoud van hun geheimen een verheugend schouwspel maken. Wie ziet niet hoe een paard dat een val maakt van een hoogte van drie of vier el, zich de botten breekt, maar een hond van zulk een hoogte, of een kat van een hoogte van acht of tien el zich volstrekt niet bezeert, gelijk een krekel vanaf een toren of een mier die omlaag tuimelt van de maan? Kleine kinderen blijven ongedeerd bij valpartijen, waar de volwassenen hun schenen of schedel zouden breken. En zoals de kleinere dieren verhoudingsgewijs steviger en krachtiger zijn dan de grotere, zo blijven de kleinere planten beter rechtop staan: en ik geloof voorwaar dat U beiden begrijpt dat een eik van tweehonderd ellen hoog zijn gespreide takken niet zou kunnen torsen gelijk een eik van gemiddelde omvang dat kan, en dat de natuur niet een paard zou kunnen maken zo groot als twintig paarden tezamen, noch een reus die tien maal zo lang is als een mens, tenzij er sprake is van een wonder of de verhoudingen tussen de leden sterk gewijzigd worden, en dan vooral van de botten die, vergeleken met normale botten, veel en veel dikker moeten worden dan de symmetrie verlangt. Zo ook is de overtuiging dat in geval van kunstmatige werktuigen de grootste en de kleine even goed te maken en even duurzaam zouden zijn, duidelijk een misvatting: zo kunnen bijvoorbeeld kleine pinakels, zuiltjes en andere ruimtelijke figuren rustig aangepakt, neergelegd en opgericht worden zonder gevaar te breken, terwijl die van zeer groot formaat bij elk ongelukkig voorval in stukken zouden breken, en dat om geen andere reden dan vanwege hun eigen gewicht. 

En hier dien ik U een voorval te verhalen, waard om te weten, zoals alle ongevallen die tegen de verwachting in plaatsvinden, en in het bijzonder wanneer een maatregel, getroffen om een ongerief te voorkomen, vervolgens de hoofdoorzaak van het onheil blijkt te zijn. Een zeer grote marmeren zuil lag eens horizontaal uitgestrekt, met de uiteinden steunend op twee stukken balk; na enige tijd kwam een werktuigkundige op het idee dat het goed zou zijn, ten einde zich ervan te verzekeren dat de zuil, verzwaard door haar eigen gewicht, niet doormidden zou breken, ook op dit punt halverwege een derde soortgelijke steun te plaatsen: de raadgeving leek iedereen zeer geschikt, maar de afloop toonde aan dat het tegendeel het geval was geweest, want niet veel maanden daarna bleek de zuil gebarsten en gebroken te zijn, juist boven de nieuwe middensteun. [ ...]

SAGREDO:[ ... ] Welnu, uit hetgeen tot dusverre naar voren is gebracht, mogen wij concluderen dat niet alleen de kunst, maar zelfs de natuur niet bij machte is haar werktuigen tot onmetelijke grootte te laten uitdijen, zodat het onmogelijk zou zijn zeer omvangrijke schepen, paleizen of tempels te bouwen waarvan de riemen, raas, dwarsbalken, ijzeren kettingen en, om kort te gaan, al hun overige onderdelen stand zouden houden; zoals ook de natuur geen bomen van wanstaltige grootte kan voortbrengen, omdat de takken ervan, gebukt onder hun eigen gewicht, uiteindelijk zouden afbreken; en al even onmogelijk zou het zijn beenderstelsels voor mensen, paarden of andere dieren te maken welke hun stevigheid zouden kunnen behouden en naar verhouding hun diensten zouden kunnen verrichten, indien zulke dieren in de hoogte onmetelijk zouden moeten worden vergroot, tenzij men veel hardere en stevigere stoffen dan de gebruikelijke zou toepassen of deze beenderen buiten alle proporties zou vervormen door ze omvangrijker te maken, waardoor de gestalte en het uiterlijk van het dier in kwestie monsterlijk omvangrijk zou worden: hetgeen misschien werd beseft door mi .n uiterst schrandere Dichter toen hij, een zeer grote reus beschrijvend, zei:

Zijn lengte aangeven is onmogelijk,

Zo wanstaltig dik is hij.

En om een klein voorbeeld te geven ter ondersteuning van mijn bewering, heb ik reeds een bot getekend dat in de lengte drie maal zo groot is en in de breedte in dier mate vergroot, dat dit bot in het grote dier dezelfde functie kan vervullen als het kleinere bot in het kleinere dier, en op de afbeeldingen ziet U hoe wanstaltig de figuur van het vergrote bot wordt.

Hieruit blijkt dat wie bij een reus van kolossale omvang de verhoudingen zou willen handhaven die de ledematen bij een normaal mens hebben, ofwel veel stevigere en hardere stof voor de vorming van de botten zou moeten vinden, òfwel zou dienen te erkennen dat de stevigheid van reuzen ver houdingsgewijs aanzienlijk minder is dan bij mensen van gemiddelde gestalte; anders zou men hen, wanneer zij tot een abnormale lengte zouden uitgroeien, onder hun eigen gewicht zien inzakken en vallen. Terwijl men daartegenover ziet dat lichamen, wanneer ze kleiner worden, niet evenredig in kracht afnemen; sterker nog, bij kleinere lichamen wordt de kracht onevenredig groter. Daarom geloof ik dat een kleine hond twee of drie honden van gelijke omvang zou kunnen torsen, maar ik denk dat een paard het niet eens zou kunnen met één enkel paard van gelijke omvang.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 voor havo en vwo in het profiel C&M..  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Bron: De oorsprong van de moderne architectuur. L Lefaivre.A Tzonis. Nijmegen 1990. Met toestemming van Uitgeverij SUN


12/18/2014 update