ABT SUGER 1081-1151

LIBELLUS ALTER DE CONSECRATIONE ECCLESIAE SANCTI DIONYSII (geschreven 1144)

DE REBUS IN ADMINISTRATIONE SUA GESTIS (geschreven 1144-1149)

Van bescheiden afkomst is Suger opgeklommen tot enkele van de belangrijkste politieke posten van zijn tijd. Hij werd raadsheer van Lodewijk VI en Lodewijk VII,  officieel geschiedschrijver van de regering van Lodewijk VI, gezant bij het pauselijk hof en regent gedurende de deelname van de koning aan de kruistochten. In 1121 werd hij benoemd tot abt van de benedictijnerabdij van St. Denis, die vele eeuwen lang de koninklijke abdij was en de grafplaats van de Franse koningen herbergde. De opzet was de abdij uit te breiden en er een pronkjuweel van de dynastie der Capetingers van te maken. Drie van de vier verhandelingen van Suger houden zich met deze onderneming bezig. 

Zijn standpunt inzake pracht en praal stond bewust tegenover de soberheid van Bernardus en geeft een inzicht in de mentaliteit van de opdrachtgevers van de grote kerkelijke gebouwen. 

NOGMAALS OVER DE INWIJDING VAN DE KERK VAN DE HEILIGE DIONYSIUS

Ik had de gewoonte om het kleinste met het grootste te vergelijken: Salomons rijkdom kon niet beter toereikend zijn voor zijn tempel dan de onze voor ons bouwwerk, als tenminste deze Schepper van datzelfde bouwwerk Zijn dienaren niet rijkelijk voorzien had. De identiteit van de Schepper en de bestemming van het gebouw zorgden voor toereikende middelen.

Bij de uitvoering van dit plan - de harmonie en de overeenstemming tussen de nieuwe en antieke bouw was mijn voornaamste zorg - vroegen we ons af waar we marmeren zuilen, of in ieder geval zuilen gelijkwaardig aan marmeren vandaan moesten halen. Toen wij al zoekende, denkende en speurende in verscheidene afgelegen streken nog niets aangetroffen hadden, bleef er slechts één oplossing voor de uitvoerders over: om uit de Stad (we hadden te Rome schitterende zuilen gezien in het paleis van Diocletianus en in enige thermen) over de Middellandse zee, via het Kanaal en langs de kronkelende Seine vol bochten de zuilen te halen op kosten van vrienden en zelfs met de schatting van de naburige, vijandig gezinde Saracenen.

'Het vakmanschap overtreft het materiaal'

OVER HET BEHEER VAN ZAKEN

In dat paneel, dat opgesteld staat voor zijn zeer heilige lichaam, hebben wij naar onze schatting ongeveer tweeënveertig gouden munten ingelegd; verder een grote verscheidenheid aan kostbare edelstenen, hyacinten, robijnen, saffieren, smaragden, topazen en een rij verschillende parels - zo'n grote hoeveelheid als wij nooit tevoren hebben aangetroffen. je kon zien dat koningen, prinsen en vele voorname mannen de ringen van hun vingers afnamen in navolging van ons en dat zij opdracht gaven het goud, de stenen en de kostbare parels van de ringen, uit liefde voor de Heilige Martelaren in dat paneel in te leggen. Ook aartsbisschoppen en bisschoppen boden de ringen van hun ambtsbekleding vol eerbied aan God en zijn Heiligen aan, waarbij zij ze op dezelfde plaats als het ware in veiligheid stelden. Zo'n schare van handelaren in edelstenen kwam naar ons toe uit verschillende rijken en naties, dat wij niet meer wensten te kopen dan zij zich haastten te verkopen, met financiële hulp van allen.

Toen ik door gebrek aan edelstenen in moeilijkheden kwam en mij bovendien niet meer voldoende kon bevoorraden (want zeldzaamheid maakte ze te duur), kwamen er plotseling monniken binnen uit drie abdijen van twee verschillende Orden, namelijk uit Citeaux en uit een andere abdij van dezelfde Orde, en uit Fontevrault, in ons kamertje naast de kerk. Zij boden ons een zo grote hoeveelheid edelstenen aan als waarop wij in geen tien jaar hadden durven hopen: hyacinten, saffieren, robijnen, smaragden en topazen. Zij hadden die edelstenen van graaf Theobaldus als aalmoes gekregen, die ze op zijn beurt ontvangen had via zijn broer Stephanus, koning van Engeland, uit de schatkist van zijn oom, de overleden koning Hendrik. Deze had de edelstenen gedurende zijn hele leven verzameld in wonderlijke vaten. Wij, bevrijd van de last om edelstenen te zoeken, betuigden God dank en betaalden vierhonderd pond, hoewel de stenen meer waard waren.

Wij hebben ons gehaast om het hoofdaltaar van de gezegende Dionysius te versieren, dat slechts bestond uit een prachtig en kostbaar frontpaneel, geschonken door Karel de Kale, de derde imperator, omdat wij ons voor dit altaar aan het kloosterleven gewijd hebben. Wij hebben het altaar omringd door aan beide zijden twee gouden panelen te plaatsen en door er een kostbaarder vierde paneel aan toe te voegen, zodat het altaar rondom geheel van goud scheen. Aan beide kanten zetten wij ook de kandelabers neer van koning Lodewijk Philips, met een waarde van twintig gouden munten, om te voorkomen dat zij bij een of andere gelegenheid gestolen zouden worden en wij voegden er hyacinten, smaragden, en enige kostbare gemmen aan toe. Wij besloten nauwgezet verder te zoeken naar andere edelstenen om toe te voegen. 

Maar het achterste paneel, van buitengewoon vakmanschap en overdadige weelde, omdat de buitenlandse vaklieden verkwistender waren dan de onze, hebben wij verfraaid met ciseleerwerk. Dit werk was bewonderenswaardig zowel door zijn vorm als zijn materiaal, zodat door sommigen gezegd kon worden: 'Het vakmanschap overtreft het materiaal'. Veel van de verworven voorwerpen en meer nog van die ornamenten uit de kerk die wij bang waren te verliezen, zoals bijvoorbeeld een gouden bokaal waarvan de voet afgebroken was en verscheidene andere dingen, hebben wij op dat paneel vast laten maken. Aangezien men de verscheidenheid van materialen zoals goud, gemmen en parels zonder beschrijving niet gemakkelijk begrijpt, wanneer er stomweg naar gekeken wordt, hebben wij opdracht gegeven dit werk te voorzien van opschriften, zodat het alleen toegankelijk is voor geletterden en het schittert door de glans van geestige beeldspraken. Ook verzen die dit verklaren hebben we aangebracht, zodat de beeldspraken gemakkelijker begrepen kunnen worden. 

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 voor havo en vwo in het profiel C&M..  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Bron: De oorsprong van de moderne architectuur. L Lefaivre.A Tzonis. Nijmegen 1990. Met toestemming van Uitgeverij SUN


02/17/2018 update