Die ambachtslieden waren
- de groefbaas die de natuursteen uit de
steengroeve haalde,
- de meester-steenhouwer,
- de meester-beeldhouwer die in de middeleeuwen
als een heel goede steenhouwer werd gezien,
- de meester-mortelmaker die voor de metsel-specie
zorgde,
- de loodsmeester die de leiding over
de metselaars en de steenhouwers op
het werk had,
- de meester-timmerman,
- de meester-smid,
- de meester-dakdekker en
- de meester-glasmaker.
Iedere meester leidde een werkplaats voor zijn
eigen ambacht. Hij had vele leerlingen of gezellen, die het
vak leerden. Zij hoopten dat ze een keer zelf meester zouden kunnen worden.
Veel van het zware werk werd door de sjouwerlieden gedaan, mannen zonder
speciale vakbekwaamheid.
|