In de Europese economie kregen twee groepen steden een leidende rol:
- de Noord-Italiaanse
- de steden van de Noord-Europese Hanze.
De Noord Italiaanse steden werden al in de elfde eeuw belangrijke
handelscentra. Doordat het klimaat wat warmer werd, konden Milaan en Venetië
handels-routes over de Alpen openen naar het Donau-gebied en Zuid-Duitsland. Nog
belangrijker was dat Genua, Pisa en Venetië de Middellandse Zee bevoeren, waardoor ze
betere en intensievere contacten kregen buiten Europa. De Zwarte Zee, de Rode Zee en de
Perzische Golf bleven voor hen nog taboe. \laar rond 1130 voeren kooplieden uit Genua en
Pisa wel al op de havensteden van Noord-Afrika. De Venetianen dreven handel met het
Byzantijnse Rijk en alle drie de steden waren actief in de Levant, zoals het
Middellandse-Zeegebied ten oosten van Italië werd genoemd. Daar kochten ze de luxe
koopwaar die Arabische handelaren uit de onbekende verten van Azië hadden gehaald.
Rond die tijd ontwikkelde zich ook in Noord-Europa een
handelssysteem. In Vlaanderen drongen Brugge en Gent zich op de voorgrond. Later ging een
verbond van steden, de Hanze, de handel over de Noord- en Oostzee beheersen. De Vlaamse en
Noord-Duitse Hanzesteden hadden rond 1300 het handelsverkeer van Engeland tot en met
Noord-Rusland volledig in hun greep.
De twee economische hoofdsystemen werden met elkaar verbonden via de
jaarmarkten van de Champagne. De graaf van Champagne in Noordoost-Frankrijk organiseerde
verspreid over zijn gebied jaarlijks zes markten die elk twee maanden duurden. Op de
markten troffen handelaren uit heel Europa elkaar, maar de Vlamingen en de Italianen waren
er de belangrijkste deelnemers. Zo vonden de rijkdommen van Azië hun weg naar
Noord-West-Europa en ging kostbare Vlaamse textiel richting Arabische wereld.