Het 12de eeuwse publiek |
Het zou zeer interessant zijn om te weten wat de sculpturen esthetisch betekenden voor de mensen van de 12e eeuw en hoe ze het onderwerp zagen. |
Kerkelijke opdrachtgevers zoals die welke de sculpturen te Moissac, Vézelay en Autun of de kapitalen van Cluny lieten uitvoeren, hadden blijkbaar alle waardering voor hun esthetische kwaliteiten, maar in hoeverre ze iets betekenden voor hen die niet tot deze kleine elite behoorden, is een open vraag. Waarschijnlijk had het middeleeuwse publiek of geen belangstelling of interesseerde zich meer voor het onderwerp dan voor de stijl. | |
timpaan St Pierre Moissac 1100 |
|
Zelfs abt Suger geeft op dit punt geen opheldering, hoewel hij de mensen -af en toe aanspoort niet de rijkdom aan goud en juwelen te bewonderen maar het 'vakmanschap'. Het zou interessant zijn om te weten wat Suger precies bedoelde met die term. Er zijn aanwijzingen, dat hij daarbij meer dacht aan de technische vaardigheid dan aan de esthetische kwaliteiten en de artistieke opvatting - die ons tegenwoordig het meeste belang inboezemen. Weliswaar heeft Suger het voortdurend over dergelijke aspecten als de schoonheid van de afzonderlijke edelstenen: hun hoedanigheid kleur en helderheid en hij toont zich diep geroerd door het effect dat al deze objecten samen in de kerk teweegbrengen, maar hij geeft nergens een esthetisch oordeel over de afzonderlijke kunstwerken op zich zelf. Het is veelbetekenend dat hij niets zegt over de sculpturen aan de buitenzijde van de St. Denis hoewel hij ze zelf daar heeft laten plaatsen. Misschien is dit een weerspiegeling van de reacties van de gewone man. De nadruk lag op de eer aan God en de inspiratie tot geestelijke meditatie en op die basis werden de sculpturen beoordeeld, behalve dan door een kleine minderheid. | |
|
|
Hoe
de reacties van het publiek ook geweest mogen zijn, er is geen enkele
reden om aan te nemen, zoals tot in. de dertiger jaren door
kunsthistorici werd gedaan, dat stijleigenaardigheden;
zoals de uitrekking van figuren of de merkwaardige drapering in Autun
hun oorzaak hadden in het feit, dat men niet beter wist en niet
voldoende bekwaam -was om op een andere manier te beeldhouwers.
Deze stelling is om verschillende redenen onhoudbaar; één van die redenen - en zeker niet de onbelangrijkste - is het bestaan van verschillende stijlen naast elkaar, iets waarop reeds de aandacht werd gevestigd. Indien de beeldhouwers van rondom 1100 realisme hadden gewenst, dan zouden er voldoende klassieke voorbeelden te kopiëren zijn geweest - wat een eeuw later ook werd gedaan. Men mag daarom wel aannemen dat ze werkten zoals ze deden, omdat ze het zo verkozen. |