Kruistochten

De strijd tegen de islam was misschien wel het belangrijkste bindmiddel voor de christenheid. Lange tijd stond de christenheid tamelijk onverschillig tegenover deze godsdienst. Aan het eind van de elfde eeuw ontdekte ze de islam echter plotseling als de vijand bij uitstek. De pausen wierpen zich toen nadrukkelijker dan voorheen op als de leiders van de christenheid. En zij begonnen de heilige oorlog tegen de islam te propageren.

De islam werd afgeschilderd als een leugenachtige godsdienst, die ruim baan gaf aan de laagste instincten. Deze 'religie van het zwaard' zou gebaseerd zijn op geweld, wraak en perverse genotzucht. De stichter Mohammed zou een valse profeet zijn geweest, die de waarheid bewust had verdraaid.

Paus  Urbanus II roept tijdens civcilie van Clermont (1095) de christenen op om op kruistocht te gaan

Het sprak vanzelf dat Mohammeds godsdienst met alle middelen moest worden bestreden. In 1095 riep paus Urbanus II de gelovigen op tot een kruistocht ter bevrijding van Jeruzalem. Jeruzalem was voor de christenheid de heiligste stad omdat Jezus Christus er was gekruisigd en begraven. Zij was echter sinds 638 in handen van de Saracenen, zoals de christenen de moslims noemden. Eeuwenlang hadden de moslims de christelijke pelgrims hun gang laten gaan. Maar in de elfde eeuw nam het aantal bedevaartgangers fors toe en werd de sfeer in de stad grimmiger. Er braken rellen uit en de islamitische machthebbers gingen het de pelgrims moeilijk maken. Urbanus vroeg de Europeanen ten behoeve van Jeruzalem een eind te maken aan hun onderlinge conflicten en onderlinge oorlogen. Alles moest ondergeschikt worden gemaakt aan de christelijke eenheid. Om mankracht voor de kruistocht te krijgen, beloofde hij bovendien alle deelnemers vergeving van zonden. Zij moesten een kruis als herkenningsteken dragen. Als ze tijdens de heilige oorlog sneuvelden, zouden ze direct het paradijs binnengaan.

Kruisvaarders schepen zich in voor een kruistocht.

De belangstelling voor de Eerste Kruistocht was overweldigend. In 1096 gingen 100.000 kruisvaarders op weg. Na een barre tocht van meer dan drie jaar door Klein-Azië en Syrië kwamen ze aan in Jeruzalem. Door de ontberingen en gevechten onderweg was meer dan de helft omgekomen. Toch konden de overlevenden de Heilige Stad innemen. Daar richtten ze een bloedbad aan:

'Onze heren en voetvolk sneden de buik open van hen die zij net hadden gedood om uit de ingewanden de gouden munten te vissen die de Saracenen door hun walgelijke kelen hadden gewurgd toen zij nog leefden. Met getrokken zwaard renden onze mannen door de stad en spaarden niemand, zelfs hen die om genade smeekten niet. Zij drongen de huizen der burgers binnen en grepen alles wat zij vonden. De eerste die een huis binnendrong, of hij nu rijk was of arm, mocht het huis of paleis bewonen en bezitten, met alles wat hij erin vond, als was het geheel het zijne'.
De kruisvaarders kregen een kuststrook van zo'n 500 kilometer in handen, waar ze vier staatjes stichtten. Een bijkomend gevolg was dat de paus nu behalve als geestelijk leider ook als politiek leider naar buiten was getreden. De paus vond dat hij de politieke leiding over de christenheid hoorde te hebben, maar die claim werd betwist door de keizer en andere vorsten. Buiten Europa zou hij de volgende eeuwen wel als de hoogste politieke leider van de christenheid worden gezien.

02-17-2018 last update  CKV-2