-
Voordat de voorstelling begon, was het podium met al zijn decorstukken
gewoon zichtbaar voor het wachtende publiek. Er ging geen doek op
wanneer de acteurs het podium betraden.
-
Scènewisselingen vonden
open en bloot plaats en niet zoals nu achter een gordijn of in een
donker gemaakte ruimte.
-
Aan de achterzijde van het podium hing een
doek bij wijze van horizonstuk. Dat diende tegelijkertijd om
kostuumwisselingen te verhullen.
-
Opvallend is het simultane decor. Wanneer er van scène
gewisseld werd, schoof het publiek met de acteurs op naar het volgende
decorstuk. Alle decorstukken stonden van meet af aan op het toneel. Dit
had gevolgen voor de lengte van het podium. Zestig meter was geen
uitzondering.
-
Een podium in u-vorm of in carré midden op het
plein was eveneens gebruikelijk, zeker als het plein te klein was voor
een opstelling in de lengte.
-
De decorstukken konden voor
verschillende scènes gebruikt worden. Er werden simpelweg andere
bordjes bij gehangen, zodat het publiek weer bij was. Als er naar Rome
gegaan moest worden, ging de acteur domweg naar het huisje (een mansion)
waar `Rome' boven stond.
-
Steevast werd links het paradijs geplaatst
en rechts de hel. In het paradijs was het immers voor het eerst
misgegaan met de mens, toen Adam en Eva aten van de verboden vrucht.
-
Er waren ook al toneelmachines in gebruik. Zo werd soms de zondvloed
nagebootst door uit een constructie van wijnvaten boven het toneel een
enorme waterpartij naar beneden te laten kletteren.
-
Het dagelijkse leven in de Middeleeuwen was doortrokken was van
toneel. In Bergen en Valenciennes
werd het hele openbare leven meer dan een week lang stilgelegd, zij
het niet de hele dag.
-
Het aantal spelers telde meer dan honderd terwijl
het aantal rollen vele malen groter was. Zo waren er in Valenciennes 22
acteurs nodig om de figuur van Jezus in verschillende leeftijdfasen uit
te beelden. Vandaar dat het niet ongebruikelijk was dat ook kinderen aan
het passiespel deelnamen. Meisjes als engelen of heiligen waren
favoriet.
-
Er is een grote gelijkenis
met wat tegenwoordig genoemd wordt `totaaltheater'. Behalve dat er veel
kunst- en vliegwerk aan te pas kwam, werd er pantomime opgevoerd, muziek
gespeeld en werden er tableaux vivants vertoond. Zo vermelden de
regisseuraantekeningen bij de vijftiende-eeuwse ommegangspelen Die
eerste bliscap en Die sevenste bliscap van Maria nauwkeurig op welke
momenten muzikale intermezzi waren ingelast.
-
De intermezzi waren
bedoeld om de toeschouwers rustig te houden wanneer er van scène
gewisseld werd. Verder diende een dergelijke muzikale omlijsting om een
pantomimisch uitgebeelde reis ook voor het gehoor aannemelijk te maken.
-
De levensechte manier van acteren was kenmerkend. Instructies voor de acteurs, daterend uit de zestiende eeuw,
doen vermoeden dat er op het podium heel wat gestampvoet, gegesticuleerd
en gegrimast werd. Geschoolde acteurs moesten zich hier echter verre van
houden. Zij leerden hoe ze uiting konden geven aan blijheid en
droefenis, met inzet van tranen, rollende ogen en sprekende blikken.
Daarnaast bestonden er in rederijkerskringen regels over hoe geweld,
pijn, vrijen en genot, opwinding, afkeuring en verwondering ten gehore
gebracht moesten worden.
-
Voor de overheid waren naaktscènes en bijvoorbeeld obsceniteiten met
kunstfallussen op toneel een punt van zorg. Ook toneel dat
bedoeld was als politieke propaganda of om sociale misstanden aan de
kaak te stellen, werd met argusogen gevolgd. Censuur van bepaalde scènes
of een algeheel opvoeringverbod was dan ook een gepast middel.
-
Door toneel steeds weer te verbieden hebben de vroegmiddeleeuwse
kerkvaders onbewust bijgedragen aan het experimentele karakter van het
toenmalige theater. De officiële Griekse en Romeinse toneelconventies werden opzij gezet om plaats te maken voor nieuwe vormen.
-
Wat het spektakel aangaat deed het geestelijk
toneel, waaronder de passiespelen, niet onder voor het wereldlijk
toneel. In het zogenaamde geestelijke toneel konden net zo goed zeer
scabreuze scènes voorkomen, net zoals het wereldlijke, allegorische
toneel religieuze implicaties kan bevatten. Komische figuren en
slechteriken kunnen functioneel zijn, bijvoorbeeld doordat ze een
heilige extra uit de verf laten komen.
-
Ook in de moraal van het
verhaal deed religieus toneel niet onder voor wereldlijk toneel, omdat
kluchten net zo goed didactisch bedoeld konden zijn