Gregoriaans

In de afbeelding hierboven ziet je hoe de Heilige Geest (in de vorm van een duif) Gregorius de gezangen influistert. De monnik noteert de gezangen (miniatuur uit de Koninklijke Bibliotheek in Brussel, Maasstreek 

 

De kerk van Christus werd in 391 staatskerk van Rome, en geschoolde zangers zorgden voor een snelle verspreiding van de liturgische melodieën over de jonge kerk. Tijdens de vijfde en zesde eeuw groeiden op verschillende plaatsen in het Romeinse rijke mondelinge tradities in autonome liturgische gebieden. Zo heb je de Romeinse traditie naast de Beneventijnse, of in Milaan de Ambrosiaanse. Verder nog de Gallicaanse, de Keltische, de Mozarabische traditie. Het is paus Gregorius I de Grote, paus van 590 tot 604, die over het hele rijk eenheid brengt in de gezongen teksten. Naar de melodieën zelf heeft hij geen vinger uitgestoken, hoewel zijn naam voor eeuwig met de Gregoriaanse muziek zal verbonden blijven

1 Het is ontstaan uit het voorlezen van liturgische teksten.
2 Toen de groepen toehoorders groter werden, ging men deze teksten luidop reciteren. Ze werden met een soort zangstem op één toon gezongen. Dat kwam weliswaar de verstaanbaarheid ten goede, maar de aandacht verslapte snel vanwege de eentonigheid.
3 Om dat probleem op te lossen, gingen creatieve voorlezers al gauw accenten leggen. Precies op die plaatsen waar je ook bij het gewone voorlezen je stem verheft, zongen zij een toontje hoger. Of ze zongen de eindnoot wat lager, net zoals je stem daalt op het einde van een zin. Hoe dat ongeveer moet geklonken hebben, hoor je nog heel goed in de simpele gereciteerde formules zoals: 

Dóminus vobíscum. Et cum spíritu tuo.

4 Melismen  Al gauw werden er meer versieringen aangebracht. Belangrijke lettergrepen kregen een klein fantasietje, en het einde van een zin - de cadens - werd mooi neergelegd. Je hoort die prachtige eeuwenoude oervormen nog altijd in lezingen (epistel, evangelie), prefatietonen, gezongen passieverhalen, het eucharistisch gebed, het Pater noster, gezongen litanieën, het ordinarium van de dodenmis en natuurlijk ook in vele gezangen van het dagelijks officie.

Pater Noster  Benedictijner monniken van Santo Domingo de Silos.

Ondanks deze ontwikkelingen, blijft gregoriaans, hoe rijk versierd de melodie ook mag zijn, altijd tekstmuziek. De verstaanbaarheid is de eerste vereiste. Woorden, zinnen en zinsdelen vormen een geheel en moeten ook als zodanig gezongen worden. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld polyfone muziek, waar de muziek primeert en de tekst vaak niet meer dan een aanleiding tot componeren is.

Dat heeft een aantal gevolgen voor de uitvoering van het gregoriaans. Gregoriaans is als het ware opgegroeid samen met het Latijn. Er zijn in het gregoriaans enkele Griekse gezangen, maar normaal gezien is Latijn de voertaal bij het gregoriaans. Kerklatijn, welteverstaan, of middeleeuws Latijn, dat vooral in uitspraak, maar ook op andere gebieden wel eens verschilt van het klassieke Latijn. Juist omdat de tekst primeert, is het heel belangrijk dat de zangers begrijpen wat ze zingen.