Real Monasterio de Santa María de Poblet
The rule of Saint Benedict 6.66 |
Het Real
Monasterio de Santa María de Poblet is een prototype van een Spaans
Cisterciënzer klooster. In 1991 werd het klooster opgenomen op de lijst van het
werelderfgoed van de UNESCO.
Poblet is een
van de grootste en mooiste exemplaren van de cisterciënzer kloosters.
Poblet verzamelt alles wat nodig is om te overleven zonder deze plaats te moeten verlaten. Men had hier een bevolking zoals bijvoorbeeld in Clervaux. Bijgevolg kon men op Poblet een ziekenhuis, een apotheek, begraafplaatsen, kruidentuinen, molens, bakkerijen vinden en er was zelfs een gevangenis omdat de abt dezelfde bevoegdheid had als een feodale heer. De abten van Poblet hadden een enorme juridische macht die zij niet enkel over hun kloosters en eigendommen uitoefenden. Je vindt hier een beschrijving van enkele belangrijke ruimtes, die in de meeste kloosters te vinden zijn. Bij iedere ruimte de tekst uit de ''Regel voor Monniken'' van Benedictus. Ambulatorium (kloosteromgang)
De hele
monastieke behuizing bestaat uit een groot aantal ruimten die ieder hun eigen
functie hebben. De kloostergang is het centrum van het
klooster en geeft toegang tot de ruimten voor de kloosterlingen, zoals de kerk,
de refter, de kapittelzaal en de slaapzaal (dormitorium). ![]() ![]()
''De bidplaats moet zijn wat de
naam zegt, en men mag er verder niets doen of opbergen. Wanneer het
Werk Gods geëindigd is, gaan allen in de grootste stilte naar buiten
en men beware de eerbied voor God, zodat een broeder die misschien
in afzondering wil bidden, niet door de onbetamelijkheid van een
ander gestoord wordt. Maar ook als iemand op een ander moment in
stilte voor zichzelf wil bidden, laat hij dan alleen binnengaan en
bidden, niet met luid geroep maar met tranen en inzet van zijn hart.
Dus wie een dergelijke bedoeling niet heeft, mag als het werk Gods
geëindigd is, zich niet in de bidplaats ophouden, zoals gezegd is,
opdat een ander niet gestoord wordt''.
(The Rule of St. Benedict, 52) Refectorium (De refter of eetzaal) De eetzaal werd in de twaalfde eeuw gebouwd tegen de wasfontein van het klooster en zij wordt nog steeds gebruikt. De eetzaal is een rechtvormige ruimte van 33,5 meter lang en 8,25 met breed die overdekt is met een gewelf. Binnenin wordt de eetzaal verlicht door twaalf grote ramen. In het midden 8-hoekige fontein. ![]()
''Tijdens de maaltijden van de
broeders mag de lezing nooit ontbreken. En niet de eerste de beste,
die zich van het boek meester maakt om te lezen komt in aanmerking,
maar iemand die opdracht heeft om gedurende de hele week te lezen
moet op zondag zijn dienst ingaan. Die zijn week ingaat vraagt na de
Mis en de Communie aan allen om voor hem te bidden, dat God hem
beware voor de geest van hoogmoed. Drie maal zingen allen; hijzelf
te beginnen, in het koor het vers: "Heer, open mijn lippen, en mijn
mond zal uw lof verkondigen". En dan, als hij de zegen heeft
ontvangen, begint hij zijn taak als lezer. Er moet een volstrekt
stilzwijgen in acht genomen worden, zodat aan tafel niemands
gefluister of stem gehoord wordt buiten die van de lezer. Wat zij
bij het eten en drinken nodig hebben, dienen de broeders elkaar zo
aan te reiken, dat niemand om iets behoeft te vragen. Mocht iemand
toch iets nodig hebben, dan vraagt hij het door een of ander teken
te laten horen liever dan door te spreken. Evenmin mag iemand aan
tafel iets vragen over de lezing of over iets anders; dit om wanorde
te voorkomen. Wel zou de overste, als hij dat wenst, een kort woord
ter stichting kunnen zeggen. De broeder die de week heeft om te
lezen, ontvangt alvorens te gaan lezen een beker versneden wijn
omwille van de heilige Communie en omdat het hem wellicht zwaar zou
vallen om zolang nuchter te blijven. Later gebruikt hij dan zijn
maaltijd met de broeders die in de keuken en aan tafel gediend
hebben. De broeders lezen of zingen niet op de rij af, maar alleen
diegenen die in staat zijn hun toehoorders te stichten''.
(The Rule of St. Benedict 38)
Het Klooster Eenmaal door de Gouden Poort komt men op een groot plein, de Plaza Mayor. Het heeft een onregelmatige vorm maar er staan enkele interessante gebouwen op. In rechte lijn naar achter ziet men een deur die toegang geeft tot het atrium van de kerk van het klooster. Deze deur is in barokstijl en dateert uit de zeventiende eeuw. De toegang naar het atrium of de galerij langs waar men toegang had tot de kerk was strikt geregeld.
''Zoals er een slechte ijver is -
vrucht van verbittering -, die van God verwijdert en naar de hel
voert, zo is er ook een goede ijver, die van de ondeugd verwijdert
en naar God voert en naar het eeuwig leven. Op deze ijver nu moeten
de monniken zich met de vurigste liefde toeleggen; dat wil zeggen:
"zij moeten wedijveren in respect voor elkaar" zij moeten elkanders
zwakheden, lichamelijke zowel als morele, met het grootste geduld
verdragen; om strijd moeten zij elkaar gehoorzaamheid betonen;
niemand zoeke wat hij voor zichzelf voordelig acht, maar veeleer wat
goed is voor de ander. Op onbaatzuchtige wijze leggen zij zich toe
op de broederliefde. In liefde vrezen zij God. Hun abt beminnen zij
met een oprechte en nederige genegenheid. Volstrekt niets stellen
zij boven Christus,die ons allen tezamen tot het eeuwig leven moge
geleiden''.
(The Rule of St. Benedict, 72)
Kapitulum (Kapittelzaal) Hier vond ook het kapittel plaats. Dat is de bijeenkomst van leden van de ordegemeenschap voor overleg, uitwisseling van wetenswaardigheden en vaststellen en bespreken van de regels. Ongehoorzame kloosterlingen werden in de Kapittelzaal tot de orde geroepen, gekapitteld. De kapittelzaal is bereikbaar vanuit de kloostergang, via een romaanse poort. Deze zaal is een grote zaal en overdekt met een kruisgewelf. Vier achthoekige slanke zuilen ondersteunen de negen palmvormige gewelven. Vroegere abten liggen levenslang begraven in de kapittelzaal, onder elf grote grafstenen. De grafstenen dragen allen het wapenschild en de naam van elk van deze abten. ![]()
OVER DE ERNSTIGE VERGRIJPEN
''De broeder daarentegen, die zich aan een ernstig vergrijp schuldig maakt, wordt zowel van tafel als van het koor uitgesloten. Niemand van de broeders mag zich op enigerlei wijze met hem inlaten of met hem spreken. Hij moet geheel alleen zijn bij het werk dat hem is opgedragen, volhardend in rouwmoedige boete, de verschrikkelijke uitspraak van de apostel indachtig "dat deze mens naar het vlees aan de ondergang wordt overgeleverd, opdat zijn geest behouden zij op de dag van de Heer". Zijn maaltijd gebruikt hij eveneens volgens de maat en op het uur welke de abt voor hem geschikt geoordeeld heeft. Niemand groet hem in het voorbijgaan met de zegenwens, en ook het eten dat hij ontvangt wordt niet gezegend''. (The Rule of St. Benedict 25) OVER DEGENEN DIE OP
WELK ANDER GEBIED OOK FOUTEN BEGAAN
Dormitorium (slaapzaal) Deze ruimte is vanuit de kerk met een trap bereikbaar.
Allen slapen in een afzonderlijk bed. Zij
ontvangen volgens de beschikking van hun abt beddegoed, dat in
overeenstemming is met de eisen van het monniksleven. Als het
mogelijk is, slapen allen in hetzelfde vertrek; wanneer echter
hun aantal dit niet toelaat, slapen ze met tien of twintig
tezamen in gezelschap van de ouderlingen, die met de zorg over
hen belast zijn. In dat vertrek moet er voortdurend tot aan de
ochtend een lamp branden.
Zij slapen gekleed en omgord met een gordel of koord, maar zo, dat zij hun messen niet bij zich hebben als zij slapen, om te voorkomen dat zij er zich in hun slaap mee verwonden. Zo zullen de monniken altijd gereed zijn, en zodra het teken gegeven wordt, staan ze zonder weifelen op en haasten zich naar het werk Gods, waarbij zij trachten elkaar voor te zijn, maar altijd met inachtneming van de waardigheid en bescheidenheid. De jonge broeders slapen niet naast elkaar maar tussen de ouderen in. Als zij opstaan om naar het werk Gods te gaan, moeten de broeders elkaar bescheiden aansporen om uitvluchten van langslapers te voorkomen.
(The Rule
of St. Benedict, 22)
Scriptorium. Deze ruimte is in de 17de
eeuw omgebouwd tot bibliotheek.
"Ledigheid is de vijand
van de ziel; en daarom moeten de broeders op bepaalde tijden
bezig zijn met handenarbeid en ook op bepaalde tijden met
geestelijke lezing. Wij menen dan ook die beide bezigheden
op de juiste tijd aldus te moeten regelen. Van Pasen tot 14
september verrichten de broeders als ze 's morgens de primen
verlaten hebben tot ongeveer het vierde uur de nodige
werkzaamheden.
(The Rule of St. Benedict 48,
10-13)De tijd van het vierde uur tot het uur waarop zij de sext zingen houden zij vrij voor hun lezing. Wanneer zij na de sext van tafel zijn opgestaan, gaan zij in alle stilte rusten op hun bed; als iemand soms liever voor zichzelf wat wil lezen, moet hij zo lezen, dat een ander er niet door gestoord wordt. De noon wordt vervroegd en op de helft van het achtste uur gehouden. Daarna verrichten zij opnieuw wat er te doen is tot aan de vespers. Als de plaatselijke gesteldheid of hun armoede van dien aard is, dat de broeders zelf de oogst moeten doen, moeten ze daar niet ontevreden over zijn, omdat zij juist dan echte monniken zijn, als zij van het werk van hun handen leven zoals onze Vaderen en de Apostelen. Toch moet alles met mate geschieden omwille van de kleinmoedigen. Van 14 september tot het begin van de vasten moeten de broeders hun tijd tot aan het einde van het tweede uur aan de lezing besteden. Op het tweede uur wordt de terts gehouden en tot aan de noon verrichten allen het werk dat hun wordt opgedragen. Wanneer het eerste teken voor de noon gegeven wordt, verlaat ieder zijn werk om klaar te staan als het tweede teken weerklinkt. De tijd na het eten benutten zij om hun lessen en psalmen te leren. Op de dagen van de veertigdaagse vasten houden zij zich van 's morgens vroeg tot aan het einde van het derde uur bezig met hun lezing en tot aan het einde van het tiende uur doen zij het werk dat hun wordt opgedragen. In deze dagen van de veertigdaagse vasten ontvangen allen een Bijbelboek, ieder het zijne, dat zij in volgorde van begin tot einde moeten lezen. Deze boeken worden op de eerste dag van de vasten uitgereikt. Vooral moeten ook een of twee ouderlingen worden aangewezen om in het klooster de ronde te doen op uren dat de broeders aan het lezen zijn en toe te zien of er misschien een lusteloze broeder is, die de tijd doorbrengt met niets doen of met praten, in plaats van zich met zijn lezing bezig te houden, en die zodoende niet alleen zichzelf schaadt, maar ook anderen van hun plicht afhoudt. Wanneer zo iemand - wat verre zij - zou worden aangetroffen, wordt hij eenmaal en andermaal terechtgewezen. Als hij zich niet betert, ondergaat hij de door de Regel vastgestelde berisping op een wijze die de anderen vrees inboezemt. Ook mag een broeder geen betrekkingen aanknopen met een andere broeder op uren die daar niet voor bestemd zijn. De zondag besteden allen eveneens aan lezing, behalve zij die met de verschillende diensten belast zijn. Als iemand echter zo onverschillig of lusteloos is, dat hij niet wil of niet kan studeren of lezen, wordt hem iets te doen gegeven, zodat hij niet zonder bezigheid is. Zieke of zwakke broeders krijgen iets te doen of te maken dat van dien aard is, dat ze niet ledig zijn maar ook niet bezwijken onder de overmatige inspanning of weglopen. Hun onvermogen moet door de abt in aanmerking genomen worden". De keuken van het klooster ''De broeders moeten elkander dienen en niemand mag dan ook
ontslagen worden van de keukendienst, tenzij hij ziek is of in
beslag genomen door bezigheden van groot belang.Want dit is een
bron van rijke beloning en liefde. Aan zwakken wordt hulp
gegeven, opdat zij het niet met tegenzin doen.Trouwens, iedereen
krijgt hulp naarmate de grootte van de gemeenschap en de
plaatselijke gesteldheid dit eisen. Als de gemeente talrijk is,
wordt de kellenaar vrijgesteld van de keukendienst; en eveneens
zij, die zoals we gezegd hebben belangrijke bezigheden hebben.
De overigen dienen elkaar met liefde. Wie zijn week gaat
beëindigen, houdt 's zaterdags schoonmaak: hij wast het linnen
waarmee de broeders hun handen en voeten afdrogen. De
voetwassing van allen verrichten zowel hij die zijn week
beëindigt als hij die zijn week begint. De voorwerpen die hij
voor zijn werk gekregen heeft levert hij schoon en in goede
staat weer bij de kellenaar in. De kellenaar op zijn beurt wijst
ze weer toe aan hem die de nieuwe week ingaat: zo weet hij wat
hij geeft en wat hij terugkrijgt. Zij die de weekbeurt hebben,
krijgen, als er maar één maaltijd is, van te voren buiten het
vastgesteld rantsoen iets te drinken met wat brood, zodat zij
tijdens de maaltijd hun broeders zonder ontevredenheid en zonder
grote inspanning kunnen dienen. Op dagen dat niet gevast wordt
echter moeten zij daarmee wachten tot na het slotgebed''. De muren van het klooster
Aan de poort van het klooster wordt een
oude en wijze monnik geplaatst, die in staat is een boodschap
aan te nemen en antwoord te geven, en die bezadigd genoeg is om
niet te gaan rondlopen. Deze portier moet zijn verblijf hebben
bij de poort, zodat bezoekers altijd iemand vinden om hun te
woord te staan. Zodra dan iemand aanklopt of een arme om hulp
roept, antwoordt hij: "God zij dank" of "Zegen mij",en met de
volmaakte zachtmoedigheid, die uit de vreze Gods voortkomt,
staat hij hem zonder dralen te woord met de vurigheid van de
liefde. Refter voor de lekenbroeders Vanaf de 14de eeuw wijnkelder
Ledigheid is de vijand van de ziel; en daarom moeten de broeders op bepaalde tijden bezig zijn met handenarbeid en ook op bepaalde tijden met geestelijke lezing. Wij menen dan ook die beide bezigheden op de juiste tijd aldus te moeten regelen. Van Pasen tot 14 september verrichten de broeders als ze 's morgens de primen verlaten hebben tot ongeveer het vierde uur de nodige werkzaamheden. De tijd van het vierde uur tot het uur waarop zij de sext zingen houden zij vrij voor hun lezing. Wanneer zij na de sext van tafel zijn opgestaan, gaan zij in alle stilte rusten op hun bed; als iemand soms liever voor zichzelf wat wil lezen, moet hij zo lezen, dat een ander er niet door gestoord wordt. De noon wordt vervroegd en op de helft van het achtste uur gehouden. Daarna verrichten zij opnieuw wat er te doen is tot aan de vespers. Als de plaatselijke gesteldheid of hun armoede van dien aard is, dat de broeders zelf de oogst moeten doen, moeten ze daar niet ontevreden over zijn omdat zij juist dan echte monniken zijn, als zij van het werk van hun handen leven zoals onze Vaderen en de Apostelen. (The Rule of St. Benedict 48, 7-8) Externe link: Vertaling F. Vromen, online te lezen Andere gebouwen van het klooster De kloostergalerij of de kapel van San Esteban of de ziekenzaal vinden we in het kloostergedeelte in het uiterste zuiden. De spreekkamer is een ruim vertrek en is overdekt met gewelven zonder consoles. Het heeft kapitelen in romaanse stijl maar het lijstwerk van de bogen is in gotische stijl. Het Paleis van koning Martín el Humano staat in de derde ruimte en is geïntegreerd in de oudere gebouwen van het klooster. Het klooster bezet de bovenste verdiepingen boven het atrium, de perserij en het voorportaal. Vanuit architectonische oogpunt is dit een van de juweeltjes van burgerlijke gotische bouwstijl in Catalonië. Het klooster van Santes Creus en het klooster van Poblet zijn de eigenaars van de koninklijke grafkelders van de koningen van Aragón. Het was koning Pedro IV, samen met de abt Copons die in 1340 de beslissing namen om de wens van koning Alfonso II in vervulling te laten gaan om in het klooster een koninklijke grafkelder te bouwen. Zowel in de kerk als in het klooster, binnen en buiten, maar altijd op het domein van het klooster zijn andere grafplaatsen van personen van koninklijk bloed, van adel en abten van het klooster. Er zijn in Poblet een reeks van eenvoudige stenen kisten, sommigen dragen een een wapenschild en anderen hebben geen inscriptie. Zij zijn onder gebracht aan de buitenmuur van de kerk of op de begraafplaats van de monniken en de lekenbroeders. Dat zijn de graven van de edelen en de grote handelaars die behoorden bij de Broederschap. [De Digitale School april 2015] KUNST ALGEMEEN (KUA) voor havo en vwo. |