Bron 2.  Het Groninger Museum

Frans Haks over het verleden en de historische afdeling van het nieuwe Groninger Museum.

Henk de Jong

Maart 1994 is het nieuwe Groninger Museum klaar. In dit geesteskind van Frans Haks verandert de historische afdeling even fundamenteel als de andere afdelingen, de gangbare opvattingen over verzamelen en tentoonstellen zijn onder vuur genomen.

Het museum, ontworpen door Alessandrol Mendini en drie andere architecten, moet in de visie van de bouwers eerder een huis van het schone en een plek van verrassingen zijn dan een neerofiele opslagplaats. Daarom mag het anti-monument geen elitaire kunsttempel worden en is het vooral bedoeld als een frontale aanval op het functionalisme, de Bauhaus mentaliteit en alle andere die volgens Mendini en Haks geloven in eeuwigheidswaarden binnen de kunst. Versieringen, vrolijkheid, diversiteit, contrasten en subjectiviteit: dat zijn de sleutelwoorden. Om dit te bereiken is het museum opgebouwd als meerdere aan elkaar geschakelde kleine musea, elk met een eigen karakter. Daarbinnen wordt de kunst radicaal gescheiden van de natuur. Voor ramen is er geen plaats, daglicht is taboe en de geëxposeerde werken moeten versmelten met de architectuur.

Kunst ziet Haks vooral als experiment. Hij moet weinig hebben van musea, die alleen gevestigde namen tonen. Museumbeleid moet in zijn ogen gericht zijn op mentalteitsverandering en het tonen van de kronkelige wegen die de kunst steeds weer inslaat. Logisch dat ook de geschiedenis afdeling van karakter verandert in zijn nieuwe museum. Haks heeft, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, de geschiedenis en archeologie altijd bij het museum willen houden, maar er zullen wel radicale wijzigingen worden doorgevoerd. Binnen het frivole Gesamtkunstwerk krijgen geschiedenis en archeologie een eigen paviljoen dat geheel ontworpen is door Micheie De Lucchi. Vonn en indeling van deze kleine paviljoens wil hij aanpassen, aan het karakter van een periode, zodat er een tijdsbeeld kan ontstaan. Zo wordt de zestiende eeuw waarschijnlijk in een tent tentoongesteld en krijgen de vroege Middeleeuwen een behuizing met het grondplan van een kerk. De basisgedachte van het museum wordt zo in het geschiedenispaviljoen nogmaals uitgewerkt: het geheel wordt opgedeeld in paviljoens die het karakter van de verschillende collectie-onderdelen ondersteunen en contrasten bevorderen. Het museum en het verleden als collage.

Maar het verleden laat zich blijkbaar moeilijk presenteren. Kunt u aangeven wat daar de reden van is?

Ik denk dat de reden daarvan is dat in historische afdelingen veel te veel de neiging bestaat om dingen uit te leggen. Men gaat ervan uit dat een stuk en uitleg over een stuk bij elkaar horen, met als gevolg dat er foto's bij getoond en teksten bij geschreven worden. Eigenlijk zit je meer te kijken naar een vergroot boek, dan naar de stukken zelf Een andere reden is dat men vanaf de zeventiger jaren sterk de neiging kreeg om het aura van de kunst weg te nemen. Naast de vele uitleg leidde dat tot zeer alledaagse voorwerpen in de vitrines en tot wezensvreemde voorwerpen naast elkaar.

Maar wat is het alternatief? Hoe kan het verleden wel levendig gepresenteerd worden? 

Dan moet ik eigenhjk naar het hele ontwerp toe en naar de keuze van de architect en de sub-architecten. Ons uitgangspunt was dat die nieuwbouw iets moest worden dat zich internationaal kan meten. Dat was nummer één. Als je jezelf vervolgens afvraagt: "hoe realiseer je zoiets en wat is er al gedaan?', dan blijken er enkele duidelijk van elkaar verschillende opvattingen te bestaan. Uiteindelijk hebben we daarom besloten tot grote contrasten. En die contrasten niet gemaakt door één persoon, want ik dacht: 'dan krijgt het toch weer teveel het karakter van één man'. Dan liever nog grotere contrasten en verschillende mensen naast elkaar aan het werk gezet

AIs ze werkelijk niets anders zijn dan kunstuitingen, waarom is er dan zo'n groot verschil tussen het presenteren van historische voorwerpen en kunst. Bij de kunst is er geen sprake van sfeer-scheppende paviljoentjes. De architectuur heeft daar een veel meer dienende en teruggetrokken functie en ze is er veel minder uitgesproken..

Nee hoor. In het gedeelte voor moderne kunst proberen we bijvoorbeeld veranderende gekleurde wanden te krijgen. Bovendien willen wij er geen daglicht in, maar kunstliche zodat we daglicht kunnen simuleren en de zaal eventueel ook in monochromen kunnen verlichten, in hardblauw of donkergroen. We doen het dus bij de kunst ook.

U heeft nog wel het gevoel dat het verleden echt leeft?

Juist wanneer je je flink verdiept in wat op dit moment gebeurt, blijken bepaalde elementen uit het verleden te herleven. Die blijken een actualiteitswaarde te krijgen die ze voorheen eigenlijk niet hadden Om een voorbeeld te geven toen wij ons in de tachtiger jaren uitvoerig bezighielden met het post-modernisme, dus met stijlcitaten en overdadige decoratie als hoofdprincipe, toen riep dat bij mij sterk het verlangen tip om een tentoonstelling te maken over de negentiende eeuw met alle neo-stijlen. Die neo-stijlen zijn tot nu toe ontzettend verguisd geweest.Bij de nieuwe archeologie-afdeling bijvoorbeeld, worden de ruimtes opgevat als grote vitrines waarbij je zelf in de vitrine staat en de stukken vrij staan. Daarna komt er een rij paviljoens met onder andere één paviljoen waarin de fragmenten van de Walburgkerk verwerkt zijn met een doopvont en een sarcofaag. Het roept de sfeer op van de kapel die Karel de Grote in 800 in Aken liet houwen. Dat is wat hij waarschijnlijk bedoelt.

Het oproepen van de sfeer van die periodes is het doel?

Het doel is dat je de stukken goed kan zien in een ambiance die evocerend is voor die tijd.

U heeft wel eens verteld dat u geïnspireerd bent door de operacomponist en theaterman bij uitstek.- Giuseppe Verdi. U zou de tegenstellingen en contrasten die Verdi's opera's karakteriseren willen overbrengen naar het museum. U spreekt over ensceneringsmogelijkheden en over het museum als theater. Maar wilt u ook het verleden in zulke scherpe theatrale contrasten uitbeelden en het verleden presenteren als een toneelstuk? En dan: als een komedie of als een tragedie?

Het verleden is als het dagelijks leven, zal ik maar zeggen. Er zijn mooie en gelukkige momenten en er zijn afgrijselijke momenten. Het paviljoen van de zestiende eeuw was bijvoorbeeld als tent bedoeld; dat gaat over strijd. Je ziet daar harnassen en speren en je hoort er waarschijnlijk strijdgewoel. In de negentiende eeuw zal het vooral over industrialisatie gaan. Of dit nou mooi, lelijk of tragisch is? Dat zoekt iedereen zelf maar uit. We zijn geen school. Er worden natuurlijk bepaalde dingen naar voren gehaald en ik besef dat elke presentatie van het verleden gemaakt is vanuit een interpretatie, maar je moet begrijpen dat de keuze van de thema's ook sterk afhankelijk is van hetgeen je in huis hebt. Ik ben er niet voor om allerlei dingen te vertonen via hulpmiddelen wanneer je die objecten niet zelf hebt. Dan neemt men maar een boek. Ik probeer stukken te laten zien die de fantasie prikkelen en leiden tot vragen in plaats van antwoorden.

Maar om terug te komen op het theatrale aspect: het paviljoen van De Lucchi wordt dus een totaal donkere ruimte, waarbij je binnenkomend theatraal belichte decorachtige bouwsels ziet. Sommigen noemen het natuurlijk een kermis, maar het museum is theatraal en ook theatraal bedoeld. Als je een museum ontwerpt, kijk je naar wat in het verleden is gemaakt en wat uit die traditie bruikbaar en onbruikbaar is. We hebben goed gekeken naar wat er de laatste tien jaar is gebouwd en we vonden het allemaal nogal braaf en saai. Toen zijn we naar andere discipline's gaan kijken. De opera's van Verdi zijn daar een voorbeeld van. Als iemand anderhalf uur in ons museum verblijft, zouden we eigenlijk willen dat hij dat ervaart als het verloop van de tijd in een theater. Persoordijk vind ik dat heel veel musea gewoon te groot zijn. Als je een aanbod, zoals in een theater, in een uur of anderhalf op je gemak en toch goed kunt bekijken, dan vind ik dat mooi. Dan heb je een afgerond geheel. Als je ergens anders.anderhalf uur bent, moe wordt en weet dat er nog enorm veel te zien valt, dan is dat frustrerend.

Wat ook sterk bijgedragen heeft tot wat we doen is Disneyland. Ook dat is een reusachtig park met paviljoens waarbij zich in elk paviljoen iets afspeelt. In het ene paviljoen een zeeslag met rovers en vlak daarna een paviljoen met popmuziek. Het idee van een onderwerp met daar een paviljoen omheen komt onder andere daar vandaan, met de bedoeling dezelfde contrasten te krijgen. Maar we hebben ook gekeken naar warenhuizen. Ik zie etalage's van warenhuizen die ik veel aantrekkelijker vind dan welke vitrine in een museum ook.. Wat je in Disneyland en elders vindt is geen kant en klare oplossing, naar een reeks bruikbare principes.

Met saaiheid als doodzonde.

Ja, dat is iets. We willen de sfeer van plechtigheid wegniemen, omtat je voor je plezier bent.Varieteit is van groot belang. Waar we nu nog erg over nadenken - dat komt ook van Disneyland - is of we de suppoosten kunnen veranderen in gastheren en gastvrouwen. Disneyland doet je realiseren dat de bewaking in musea eigenlijk de bezoeker beschuldigt: jij bent de potentiële vandaal en wij zijn er om onze spullen te verdedigen. Wij willen een andere sfeer.

Om terug te komeni op Mendini en zijn post-moderne theorieën. Is de essentie daarvan niet de vermenging van disciplines? Mendini heeft ooit gezegd dat het hem niet om een synthese van disciplines gaat, maar om contrastering ervan. Maar door het spelen met stijlen en stijlperiodes is er toch op zijn minst sprake van een vervaging van de grenzen tussen disciplines. Wat in het nieuwe museum echter achterwege blijft is het vermengen van de historische afdeling en de moderne kunst, terwijl je dat wel zou verwachten.

De opstelling van de collecties hebben we met opzet gescheiden. Dat heeft te maken met het makkelijk kunnen vinden van hetgeen je wilt zien. Wat niet wegneemt dat we in het tentoonstellingsprogranima ons de vrijheid veroorloven het wel door elkaar te gooien. Maar een zekere ordening in de verschillende aandachtsgebieden die we hebben, is gewenst. Het wordt namelijk ontzettend vervelend alsje alles overal mengt, want het wordt dan allemaal hetzelfde. Dat kan je maar een paar keer doen.

Maar u heeft het nog niet zo vaak gedaan.

We hebben het wel de nodige keren gedaan en de keer die me het best is bevallen was de 'gedekte tafelstentoonstelling. Daarin hebben we een beeld gegeven van de tafel vanaf het midden van de zeventiende eeuw tot en met de jaren tachtig van deze eeuw. Bestek, tafel, maar ook tafelkleed, schilderij, lamp, enzovoort, werden getoond. Daarbij hadden we dan een twaalftal diners uit de verschillende periodes, voor honderd man per keer. Dat vond ik één van de meest geslaagde mengvormen, omdat je zag dat zoiets als eten en drinken wel degelijk tijdsgebonden is.

Om historie en kunst te vermengen zou u kunnen denken aan het gebruik van stijikamers Zoals bijvoorbeeld het Haags Gemeentemuseurn dat doet. Is dat ook niet wat in het De Lucchi-paviljoen gebeurt? Zijn het geen kleine gestileerde stijikamertjes?

Nee, dat is niet de bedoeling en ze zijn het ook niet. Stijlkamers vind ik prachtig, ze hebben iets heel moois, omdat je kan laten zien wat de verwantschap is van verschillende soorten objecten binnen één periode. Maar ik hou meer van een opzet met een soort 'periodelijn'. Want stijIkamers worden vaak tot in details nagebouwd, met gerestaureerd behang, gordijnen, etcetera en dan wordt het zo stoffig. Ik vind het veel beter om het verleden op te roepen. En dat is precies wat De Lucchi doet, zonder dat we het hem gevraagd hebben.

Er spreekt uit uw opvattingen een enorm optimisme over de creativiteit van de mens. Geloo ,fi u dat vernieuwingen binnen de kunst steeds mogelijk blijven? Er zijn ook pessimisten die beweren: " het is helemaal afgelopen met vernieuwende bewegingen, alles is een teruggrijpen op het verleden ".

Ja dat is die krankzinnige kritiek op de jaren tachtig met als argument dat er niets nieuws gebeurt omdat er iedere keer wordt teruggegrepen naar het verleden. Maar dat is nu net het vernieuwende.

Maar dat blifft zo? Kunst blifft zich vernieuwen?

Je ziet het nu al. Iedereen is het weer zat, die stijlcitaten. Dan vraag ik mijzelf onmiddellijk af wat we nu weer krijgen. Het blijft altijd een golfbeweging. Het is zoals een mode. Er verandert iets, dan wordt het enorm populair, vervolgens zie je het overal en denk je 'jasses, nu moet het onderhand maar eens uit wezen'.

En u ziet het als uw taak om de vinger te leggen op dat wat komen gaat? Voor u is de vraag. 'waar gaat het naar toe'belangrijker dan de vraag.- 'waar komt het vandaan'?

Het is eigenlijk meer dat ik wil laten zien dat niets stabiel is. En dat alles om je heen verandert en daarmee ook je criteria dienen te veranderen. Dát is eigenlijk waar het me om gaat. En je pakt dat het hardst aan als je dat in de eigen tijd doet. Maar je kunt precies hetzelfde in het verleden doen.

In Maastricht bouwt men binnenkort ook een nieuw museum dat onderdak gaat bieden aan de collecties geschiedenis en moderne kunst.Alleen zijn er radicaal andere oplossingen gevonden. Het gebouw van Aldo Rossi wordt sober en stijlvol, terwijl u voor een ecclectisch spectakel kiest. Kan ik u een reactie ontlokken op de plannen uit Maastricht?

Men heeft in Maastricht, net als ik, bewust voor een standpunt gekozen. Alexander van Grevenstein de directeur in Maastricht) meent dat we gebonden zijn aam de geschiedenis van het museumiwezen. Twee eeuwen geleden is volgens hem de basis gelegd door (Karl Friedrich) Schinkel, die naar zijn idee het wiel heeft uitgevonden. Hij voelt er niets voor om het wiel opnieuw uit te vinden en dus wilde hij iets in die traditie laten bouwen: met een centrale trap, symmetrische opbouw, daglicht, kale muren en een dienende architectuur. Van Grevenstein koopt ook aan in die traditie; hij kiest voor mensen met een reputatie. Dat kost veel meer geld dan ons aankoopbeleid, maar hij zorgt ervoor dat het geld er is, dus kan hij ook beroemde namen verwerven voor zijn collectie. Ik vind het een mooie en consequente opvatting over verzamelen en tentoonstellen, maar mijn uitgangspunt is precies andersom. Wat niet wil zeggen dat de visie uit Maastricht geen geldigheid heeft. Lang leve de diversiteit. Maar naar mijn mening hebben we Schinkels aanpak nu wel gezien, daar heb ik onderhand wel genoeg van. Het is misschien een beetje dwaas om het wiel opnieuw uit te vinden, maar die pretentie heb ik toch.