NON-STOP VROLIJKHEID
|
![]() |
Was voor 1940 de traditie van het kermistheater nog levend, na 1945 was daar niet veel meer van terug te vinden. Er stond er nog wel eens een op de kermis, wat een marginaal bestaan opleverde dat voor de meeste artiesten geen perspectief bood. Een enkele variété-act kon zich handhaven, maar dat beperkte zich in hoofdzaak tot het acrobatenwerk. Wie het vak wilde leren en bereid was om harder te werken dan wie ook, ging op de kermis aan de slag. | |
Naast
de kermistheaters begonnen ook de bioscopen het te laten afweten.
Aanvankelijk zetten zij de vooroorlogse traditie van het programmeren van
variéténummers in de pauze van hun filmprogramma's ook na '45 voort,
maar geleidelijk aan verdween deze. Zo waren de kleinkunstenaars de eerste
jaren na de oorlog voor het overgrote deel afhankelijk van de losse
feestavonden.
Gelukkig zijn er ook positieve ontwikkelingen te melden. Voor een groot aantal artiesten werd de markt stabieler toen de omroepverenigingen zich tegen 1950 begonnen te roeren. Om de band met de luisteraars te verstevigen en om leden te winnen werden er tournees georganiseerd. Daarbij was een belangrijke rol weggelegd voor de 'huisorkesten' van de diverse omroepen, maar om de programma's vollediger te maken werden ook andere acts ingezet. Dat betekende werkgelegenheid voor een langere tijd met een gegarandeerd aantal optredens per tournee. Zo kregen bijvoorbeeld Gerard Walden en Berry Kievits, die zich in 1949 losmaakten van de Sleeswijk-revue en met een eigen show verder wilden, van de KRO een contract dat het hen mogelijk maakte tien jaar lang door het land te toeren; vele artiesten uit het schnabbelcircuit hebben daarvan kunnen profiteren. |
|
In
het noorden van het land diende zich eveneens een nieuwe en belangrijke
werkgever aan. Daar begon de Tiktak Show te floreren en vanaf 1951, na een
aanloop van twee jaar, kregen tal van artiesten de gelegenheid een heel
seizoen lang, en dat betekende een paar honderd optredens, in de show mee
te draaien. Dat waren grote krenten in de pap en hoewel de gages niet
riant waren was het toch aantrekkelijk werken, want de centjes waren
gegarandeerd.
Voor de bekendere) artiest was er ook nog werkgelegenheid te vinden in het optreden in reclame- of productenshows die door het land trokken; het voordeel daarvan was dat men voor een bepaalde periode van werk verzekerd was terwijl er genoeg tijd overbleef om ook nog elders een schnabbel mee te pakken. |
|
Een andere gunstige ontwikkeling voor het kleinkunstenaarsvolk was de opkomst van een nieuw circuit: dat van de VVV- en middenstandsactiviteiten. In een toenemend aantal dorpen, plaatsen en steden ontplooide zich het instituut van de braderieën en feestelijke markten die werden opgeluisterd door optredens van artiesten. Zo was hun 'werkplek' dus niet langer beperkt tot zaten, theaters en schouwburgen, maar werd die aangevuld met snel in elkaar getimmerde podia in de buitenlucht of in grote feesttenten. Dat was goed voor de werkgelegenheid maar ook goed voor het trainen van het incasseringsvermogen. De omstandigheden waaronder moest worden gewerkt waren vaak beneden peil: onaanvaardbare kleedkamer- en toiletvoorzieningen (getuigend van weinig respect voor de mensen die hun werk kwamen doen), een slechte geluidsinstallatie (een ramp voor elke artiest die men ook nog moest kunnen verstaan), een publiek waarvan een groot deel uitsluitend was komen opdagen omdat de entree gratis was (en waarvan een deel zich ook nog uitdagend gedroeg) en de voortdurende dreiging van onverwachte gebeurtenissen, aangezien het improvisatie-vermogen van de (gelegenheids)organisatoren vaak tekortschoot. Kortom: het was vaak behelpen, maar al waren ze vaak én terecht ontstemd over de omstandigheden waaronder zij moesten optreden, eenmaal op de planken werd alles uit de kast gehaald om het nummer zo goed mogelijk te verkopen. | |
|
Een
illustratief voorbeeld van een dergelijk optreden is wat Willy Alberti in
de jaren vijftig ergens in de veenkoloniën overkwam. Hij stond voor een
zaal waar de mensen gezellig aan tafeltjes zaten en meteen nadat hij zijn
eerste nummer inzette, begonnen de obers van de plaatselijke uitbater met
het vullen van de gereedstaande koffiekopjes. Gestoord door de
rondwandelende obers stopte de zanger en vroeg of de heren de koffie
schenkerij wilden staken; zo niet dan zou hij zijn optreden niet
voortzetten. Zijn opmerking werd niet in dank aanvaard.
Men was gewend, zo kreeg hij te horen, in alle gezelligheid naar het programma te kijken en dat kon het beste onder het genot van een kop koffie en of-ie dus maar wilde doorgaan, want het publiek was ook voor hem gekomen. Hij moest niet 'eigenwijs wezen' en dus gewoon zingen; daar hadden de mensen voor betaald... De Amsterdamse tenor heeft toen maar eieren voor z'n geld gekozen, want anders had hij zonder terug gemoeten.
Willy Alberti aan de afwas.1954 |
De
lichting artiesten die vlak na de bevrijding aantrad, bestond uit
eenlingen en duo's die vaak al tijdens de mobilisatie als amateur hun
mede-militairen in de legersteden in het land vermaakten, daar in de
eerste bezettingsjaren mee door waren gegaan en direct na de bevrijding
als beroeps aan de slag konden. Ook durfden anderen het vanwege de grote
vraag toen aan om hun baan op te geven en zich als professioneel artiest
te manifesteren. Zij werden aangevuld door de profs die al voor 1940
triomfen vierden zoals Lou Bandy, Heintje Davids, en Albert de Booy.
Deze lichting kreeg pas na 1950 bescheiden versterking van een nieuwe generatie, die voortkwam uit de initiatieven van de omroepen om amateurs de gelegenheid te geven in speciale programma's op te treden. Zo had de KRO De Springplank, de VARA Amateurs zetten hun beste beentje voor en de AVRO een lijn naar de veel geroemde Bonte Dinsdagavondtrein, die ook al tijdens de mobilisatietijd militairen die wat op kleinkunstgebied konden doen, voor de microfoon liet komen, zoals soldaat Piet Koster (later Peter Piekos). De AVRO beschikte ook over scouts die bij amateurconcoursen naar talent speurden. Daaruit kwamen begin jaren vijftig de jonge kunstfluiter Jan Tromp, zangeres Corry Brokken en imitator/humorist Frans van Dusschoten naar voren om er enigen te noemen die landelijk doorbraken. |
|
Want Snip snapt niet wat Snap snapt. En Snap snapt niet wat Snip snapt. Als Snip snapt Snap en Snap snapt Snip, verdwijnt het Snip en Snap begrip. Maar Snip snapt niet wat Snap snapt en Snap snapt niet wat Snip snapt. Als Snap snapt Snip en Snip snapt Snap, doen Snip en Snap geen klap. (uit De Bonte Dinsdagavondtrein) |
![]() |
De
radio was totaan de grote doorbraak van de televisie - zeg tot 1962 - het
belangrijkste medium voor de auditieve artiesten, het medium dat voor een
snelle doorbraak kon zorgen. Wat door de radio klonk werd door miljoenen
gehoord.
Ook in de jaren voor de oorlog was dat al het geval, hoewel lang niet iedereen in de armoedige crisisjaren over een toestel beschikte. Zelfs toen kon het gebeuren dat een artiest in één klap beroemd werd; Willy Walden en Piet Muyselaar zijn daar de grote voorbeelden van. Eén uitzending van de Bonte Dinsdagavondtrein met hun Snip en Snap-creatie was genoeg om hun een leven lang werk te bezorgen en dat leven was nog heel lang ook. Een ander verbijsterend voorbeeld is de opkomst van Johnny Jordaan: één uitzending in 1955 was genoeg om een storm te laten ontstaan die jaren lang over het land raasde. |
|
Was de toestroom van nieuw bloed al die jaren dus zeer bescheiden geweest, begin jaren zestig brak er een bui los die nieuwe dimensies gaf aan het circuit. De tiener zangeressen dienden zich aan. Het begon met Ria Valk, die zich opgewekt tussen de routiniers van het schnabbelamusement bewoog en daarna volgden met grote regelmaat andere tieners en beginnende twens, die dankzij actieve platenjongens en een paar liedjes die aansloegen binnen de kortst mogelijke tijd een bekendheid kregen waarvan bij iedereen uit het wereldje de mond ging openstaan. Dat was even slikken, maar een beetje nieuwe aanvoer kon geen kwaad, vooral niet als het publiekstrekkers waren en, net als bij Johnny Jordaan een paar jaar eerder, moesten er toch artiesten komen om een programma inhoud te geven. | |
Inmiddels
had zich een verandering in de muziekcultuur aangekondigd. De uit Amerika
overgewaaide rock and roll liet de sporen voelen en ook de gitaarbandjes
kwamen opzetten. Het patroon van het amusement voor het volk begon
langzaam te veranderen en toen The Beattes, The Rolling Stones
en klonen van die bands de macht hadden overgenomen was een cultuuromslag
niet meer te stoppen.
De omroepen haakten met hun radioprogramma's in op de nieuwe trend en zorgden voor de verdere verbreiding ervan. De aandacht voor het traditionele, hoe goed ook, was op zijn retour. De televisie was aan haar zegetocht begonnen. Na verloop van enkele jaren had elk gezin zijn 'theater thuis'. Het talentenprogramma Nieuwe oogst mocht dan nog een sterretje aan het firmament van het schnabbelcircuit lanceren, een sterretje dat zou uitstralen tot een megalicht, maar ook de opgestane bandparodist André van Duin zou het tij niet kunnen keren. De schnabbeltour, met al zijn toegewijde dienaren, was door al deze - en andere maatschappelijke ontwikkelingen - onder druk komen te staan. En zou er op den duur aan bezwijken. Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 voor havo en vwo in het profiel C&M.. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Bron tekst: J Hof En dan nu aandacht voor...Rijswijk 2001 Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven
|