WENEN EN DE MODERNE MUZIEK NA DE EERSTE WERELDOORLOG

 

3.- Schönberg voor beginners

 

Zoals je al hebt gelezen, leefden en werkten veel beroemde componisten tot 1900 in Wenen: Mozart, Beethoven, Schubert, Brahms en al hun broers en zussen en ooms en tantes. Deze meesters hebben eeuwenlang de richting van het componeren bepaald. Maar toen de twintigste eeuw aanbrak, wilde een nieuwe groep componisten de muziek ingrijpend veranderen. En omdat ook zij in Wenen woonden, gaven ze zich de speelse naam 'Tweede Weense School'. Hun leider was Arnold Schönberg (1874-1951) 

[Expressionisme in de beeldende kunst, film en muziek]

De eerste composities van Schönberg ('sjeun-berch') klonken nog enigszins melodieus. Je kon bijna zeggen in welke toonsoort ze stonden, net als bij de muziek van Wagner, Strauss en Mahler. Maar nadat hij jaren op het randje van de tonalitelt gebalanceerd had, besloot hij er ten slotte overheen te stappen. Hij begon nieuwe muziek te componeren die in geen enkele toonsoort stond. Deze muziek was niet-tonaal: atonaal. Atonale muziek is dissonant (ze klinkt alsof alle noten 'verkeerd' zijn).
Nadat Schönberg een aantal jaren met deze muziek geëxperimenteerd had, ging hij nog een stapje verder: in plaats van louter muzikale inspiratie begon hij logische en wiskundige regels te gebruiken om te bepalen welke noten hij moest neerschrijven. Tegenwoordig noemen we deze muziek twaalftoons muziek of seriële muziek 

 Componisten als Alban Berg (1885-1935) en Anton Webern (1883-1945) traden in zijn voetsporen.

Schönberg: Prelude van de suite voor piano, opus 25, 1924, pianostuk

Deze Suite voor piano is de eerste compositie die Schönberg volledig in de twaalftoontechniek schreef. Het contrapunt in dit werk ontstaat doordat verschillende versies van de toonreeks tegelijkertijd in de hoge en lage partijen (respectievelijk de rechter- en de linkerhand) gepresenteerd worden. Door de voortdurende veranderingen van toonhoogten zonder het traditionele houvast van een tooncentrum, lijken de melodieën uiterst gefragmenteerd. Sommige luisteraars zullen zelfs opmerken dat er in deze compositie helemaal geen sprake van 'melodieën' is. Als men de prelude echter veelvuldig beluistert, zal de logische ordening van de toonhoogten in de toonreeks (of in elk geval enkele intervallen daaruit) op den duur herkenbaar worden. Het stuk opent met de presentatie van de reeks in zijn grondvorm in het hoge pianoregister, maar al na twee tonen begint in het lage register een imitatie van de reeks in een ander ritme. Daarna wordt de reeks in andere gedaanten gespeeld: in kreeftengang, in omkering, in een combinatie van deze technieken, getransponeerd of met een gewijzigde harmonie.

Erwartung, een 'Monodrama' voor zangstem en orkest en het eerste muziektoneelwerk met één vrouw als personage, is een schoolvoorbeeld van het 'gekwelde Expressionisme'. Het libretto is een soort droomprotocol, dat stamt van de psychoanalytica Marie Pappenheim. De naamloze vrouw van het drama zoekt haar geliefde en treft hem dood (door een onbekende oorzaak) in het woud aan. Zij moet hem uit haar bewustzijn verdringen, maar in haar voorstellingswereld is er geen geleding van tijd. Het verleden ligt aan flarden en deze geheugenflarden worden tot een psychisch verward heden ineengeschoven: de pathologische gevolgen van verdringing zoals ze door Freud werden beschreven. Muzikaal wordt dit weergegeven door één monologische en orkestrale stroom: een ongrijpbaar en onomkeerbaar tijdsverloop. De koortsachtig wisselende emotionele gesteldheden van de vrouw worden door Schönberg minutieus muzikaal weergegeven. De afgebroken zinsneden en kreten in de tekst worden gemuzikaliseerd door melodische afsplitsingen en vertakkingen, snelle veranderingen van richting en een voortdurende wisseling van motieven, waardoor de luisteraar nauwelijks een kans op identificatie geboden wordt. De muziek wisselt veelvuldig van maat en tempo, springt van hoog naar laag en omgekeerd, lijkt onophoudelijk van textuur en dichtheid te veranderen en verkeert ritmisch en dynamisch in niet aflatende beweging: opvlammend en wegstervend, geëxalteerd en gedeprimeerd, wild gebarend en verstarrend. De dissonanties in de muziek staan daarbij voor de dissociatie van het personage. Het luistervoorbeeld is een fragment uit de laatste scène.

Schönberg: Erwartung, opus 17, vierde scene, 1909, opera  

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak KUNST/ckv-2 uit het profiel cultuur en maatschappij voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven

01-30-2010  last update digischool ckv 2/3