WENEN EN DE MODERNE MUZIEK NA DE EERSTE WERELDOORLOG

4.- Verein für musikalische Privataufführungen

Eind november 1918 richtte Schönberg in Wenen de Verein für musikalische Privataufführungen op. Aanleiding was zijn onvrede met de positie van de moderne muziek in een concertpraktijk die door commerciële belangen en niet door artistieke idealen werd beheerst. De enkele keer dat moderne werken werden geprogrammeerd kwamen ze niet tot hun recht, want doorgaans ging het om eenmalige uitvoeringen, waarvoor dan ook nog steevast onvoldoende repetitietijd ter beschikking had gestaan. Op die manier kon de kloof tussen de moderne muziek en het publiek alleen maar groter worden. Schönberg wilde die kloof proberen te overbruggen door middel van de concerten van zijn vereniging. Hij wilde een publiek kweken dat een grondiger kennis van de moderne muziek bezat dan waar ook ter wereld: 'Door een dergelijk publiek is Oostenrijk de komende decennia verzekerd van de leidende rol op het gebied van de moderne muziek', zo stond te lezen in een convocatie voor een algemene ledenvergadering op 12 december 1919.

De wekelijkse concerten van de Schönberg-Verein, zoals de onderneming al snel werd genoemd, waren

  • niet openbaar

  • uitsluitend voor leden toegankelijk. Het aantal ledén schommelde tussen de 175 en 250.

  • De pers werd niet toegelaten.

  • Om te voorkomen dat iemand een concert vanwege een bepaald programma onderdeel niet zou bezoeken, werd het programma pas op de avond van het concert bekend gemaakt.

  • Het publiek diende zich van applaus te onthouden, want het ging uitsluitend om de muziek en niet om de prestaties van de uitvoerende musici.

De concerten werden uiterst zorgvuldig voorbereid onder leiding van Vortragsmeister, naast Schönberg vervulden vooral diens leerlingen deze functie. Er werd net zolang gerepeteerd tot een optimale uitvoering gegarandeerd was. Dikwijls werden dezelfde werken op verschillende concerten herhaald. Hoogste autoriteit in alles wat de Verein betrof, was Schönberg. Hij bepaalde niet alleen welke werken op het programma kwamen, maar ook of er voldoende was gerepeteerd om een werk aan het publiek te kunnen presenteren.

Concerten met een modern werk op het programma werden niet zelden verstoord door boe-geroep, gefluit en gesis; soms ontaardde dat in handtastelijkheden van voor- en tegenstanders.

karikatuur Schonberg concert 1913

Volgens de bij de oprichting geformuleerde doelstellingen zou geen enkele stijlrichting worden bevoordeeld en alleen de kwaliteit doorslaggevend zijn. Alle moderne muziek, van Mahler en Richard Strauss tot aan de jongste generatie' zou worden uitgevoerd." Composities waarvoor een orkestbezetting vereist was, werden speciaal door Schönberg en zijn leerlingen bewerkt voor piano vierhandig, voor twee piano's of voor een kamerensemble, doorgaans bestaande uit fluit, hobo, klarinet, strijkkwartet of strijkkwintet, piano en harmonium. Deze reductie van een volledige orkestbezetting tot die van een kamerensemble was niet alleen maar een noodoplossing. Een belangrijk voordeel was dat het klankbeeld aanzienlijk transparanter  en de structuur daardoor duidelijker werd.

Het eerste concert vond plaats op 29 december 1918.

Opmerkelijk is dat Schönberg in de eerste twee concertseizoenen niet toestond dat er een werk van hemzelf werd uitgevoerd: hij wilde absoluut de indruk vermijden dat zijn Verein een vereniging was die zich speciaal voor de muziek van Schönberg inzette. Pas aan het begin van het derde seizoen stond er een compositie van hem op het programma, namelijk twee van zijn Klavierstücke opus 23. Dit concert van 9 oktober 1920 was een zogenaamd 'propagandaconcert' - niet voor Schönberg, maar om de aandacht te vestigen op het bestaan en de doelstellingen van de vereniging. Het was dan ook bij hoge uitzondering toegankelijk voor introducés. Schönberg zelf was overigens niet aanwezig omdat bij kort daarvoor voor een half jaar - van oktober 1920 tot eind maart 1921, naar Nederland was vertrokken. Op uitnodiging van Willem Mengelberg gaf hij in Amsterdam een compositie- en analyse-cursus en dirigeerde hij het Concertgebouworkest in een aantal concerten met eigen werk.

Arnold Schoenberg's Sechs Kleine Klavierstücke opus 19; despite the brevity of these pieces, I think it's a very important work in the 20th century piano literature

Eind mei 1921 vond er een 'buitengewone avond' plaats met een uitvoering van vier walsen van Johann Strauss, bewerkt voor een ensemble bestaande uit piano, harmonium en strijkkwartet. Schönberg had Rosen aus den Süden en de Lagunenwalzer bewerkt, Webern de Schatzwalzer uit Der Zigeunerbaron en Berg Wein, Weib und Gesang.

Tegen alle principes in stond Schönberg ditmaal toe dat er geapplaudisseerd werd. Om de kas van de vereniging te spekken, werden de manuscripten van de bewerkingen na afloop van het concert bij opbod verkocht. Op Weberns Schatzwalzer werd 7000 kronen geboden; Schönberg, die de verkoop leidde maar toch telkens meebood om de prijzen op te drijven, bood er 9000 kronen voor en bleef er vervolgens mee zitten, geheel tegen zijn bedoeling.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak KUNST/ckv-2 uit het profiel cultuur en maatschappij voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven

01-30-2010  last update digischool ckv 2/3