Henri Matisse (1869-1954)
studeerde in Parijs onder andere bij Gustave Moreau. Matisse experimenteerde aanvankelijk met de pointillistische techniek van de neo-impressionisten. Na een tentoonstelling in 1905 waar hij exposeerde met Derain, Vlaminck en medestudenten uit het atelier van Moreau werden zij de 'Fauves' genoemd.
In 1906 ontmoet Matisse Picasso. Zij raken in die tijd beiden zeer geinteresseerd in Afrikaanse negersculptuur.
Uit: Matisse speaks, gesprek met Tériade.
in: Art News Annual no 21, 1952Het Fauvisme was in de eerste plaats een kortstondig moment, waarbij we gedacht hebben dat het nodig was alle kleuren tegelijk op te voeren zonder er één op te offeren. Later zijn we naar schakeringen teruggegaan, die ons meer hanteerbare elementen aanreikten dan de vlakke en uniforme tonen.
De esthetica van de lmpressionisten leek ons even ontoereikend als de techniek van het Louvre en wij wilden rechtstreeks gehoor geven aan onze behoeften tot expressie. De kunstenaar, beladen met alle technieken van het verleden en het heden, vroeg zich af: 'Wat wil ik?' Dat was de allesoverheersende zorg van het Fauvisme. Van binnenuit vertrekkend, vanuit zichzelf en eenvoudigweg drie kleurvlakken neerzettend, begint de kunstenaar zich van die dwang te bevrijden.
De benaming 'Fauve' (eigenlijk: wild) werd door de fauvistische schilders nooit geaccepteerd; wij hebben haar altijd beschouwd als een door de kritiek verbreid etiket en niet meer dan dat. Vauxcelies vond het woord uit. Wij exposeerden in de Herfstsalon; Derain, Manquin, Marquet, Puy en enige anderen waren bij elkaar gehangen in één van de grote galerijen. De beeldhouwer Marque exposeerde in het midden van die zaal een itialianiserend borstbeeld van een kind. Vauxcelies betrad de ruimte en zei: 'Kijk, Donatello temidden van de wilde dieren'.
Een hele groep werkte in deze geest: Vlaminck, Derain, Dufy, Friesz, Braque. Later zwoer ieder naar gelang van zijn persoonlijkheid dat deel van het Fauvisme af, dat hij overdreven vond, om zijn eigen weg te volgen.
De reizen naar Marokko hielpen me die overgang te maken en weer het contact met de natuur op te nemen, beter dan wat de toepassing van een levende maar een beetje te beperkte theorie als van het Fauvisme me aan mogelijkheden bood.
Ik heb de landschappen van Marokko precies zo aangetroffen als ze op de schilderijen van Delacroix en in de romans van Pierre Loti beschreven worden.
Op een morgen toen ik bij Tanger in een grasvlakte mijn paard besteeg, reikten de bloemen tot aan de bek van het paard. Ik vroeg me af, waar ik reeds zo'n zelfde ervaring had opgedaan - dat was toen ik een beschrijving van Loti in 'Au Maroc' las. Het valt rnij moeilijk mijn schilderij 'De Marokkanen' met woorden te beschrijven. Het toont het begin van expressie door de kleur, door de zwarten en hun contrasten. Het zijn Marokkaanse figuren uitgestrekt op een terras met watermeloenen en kwintappels.
Uit: Correspondance Matisse - Camoin, ed. Daniále Giraudy
in: Revue do lart no 12, 1971Matisse schrijft aan Camoin op 22 november 1915 over dit schilderij:
'ik begin aan een ander doek van dezelfde afmetingen, een herinnering aan Marokko, namelijk het terras van het cafeetje met de lusteloze nietsdoeners, keuvelend aan het eind van de dag.'
en op 19 januari 1916.
'Mijn hoofd is sinds een maand helemaal in de war vanwege een schilderij van Marokko, waaraan ik op dit moment werk (2,80 x 1,80), het is het terras van het kleine café van de Kasbah, wat je wel kent. Ik hoop er uit te komen, maar wat een moeite.'
Guillaume Apollinaire (1880-1918)
was een belangrijk Frans dichter en kunstcriticus uit het begin van de twintigste eeuw. Hij was een groot voorvechter van het kubisme.