|
|||
De uitvinder van de Romantiek |
|||
De kunstenaar
Casper David Friedrich schilderde niet wat hij zag, maar componeerde
zijn doeken uit losse elementen, zoals de ruime hoeveelheid
detailstudies van bomen en bergen aantoont. Wat hij maakte bevond zich
dus niet in de realiteit, maar was een keuze in het atelier: hij liet de
bloemetjes en bijtjes, koetjes en kalfjes weg en koos voor een eenzame
boom in een berglandschap of een nevel rond om een bergtop. Het maakt Friedrichs natuur tot natuur die alleen in dienst staat van een idee. Niet alleen omdat natuur het hoofdonderwerp is, maar vooral omdat zij volledig ondergeschikt is gemaakt aan de boodschap van de schilder. En Friedrich koos een voor zijn tijd geheel vernieuwde boodschap. Hij verruilde de traditionele rol van de natuur die zij tot diep in de l8de eeuw had gehad, als veroorzaker van rampen, als plek van chaos, voor die van brenger van troost en contemplatie (overpeinzing) |
|||
|
In Friedrichs doeken lijkt
het dan ook alsof er net van allerlei stormachtigs heeft plaatsgevonden:
afgebroken takken, duistere wolken en ijle kleuren suggereren dat er
zojuist een storm voorbij is getrokken. Maar op het moment dat het
schilderij is gemaakt, is het (bijna) altijd nét voorbij.
Neem het met ijselijk wit en blauw geschilderde ''Das Eismeer'' (1823/24). Je ziet dan wel hoe de achterkant van een schip net in de diepte van de zee verdwijnt, maar de aandacht wordt vooral getrokken door de opeenstapeling van ijsschotsen in het midden van het doek. Die liggen er rustig, bijna rustgevend bij. Het gaat hier om de macht van de natuur, niet om de ondergang van de mens. Friedrichs natuur is natuur na de storm waarin de kijker wel de ellende kan vermoeden, maar ook aanvoelt dat er altijd een einde aan de misère komt. Deze troostende boodschap van de natuur wordt extra sterk overgebracht dankzij de personages op de doeken. |
||
Rücken figuren: nergens zie je een gezicht, altijd alleen een mens op zijn rug, die naar de natuur kijkt alsof zij een schilderij is. De personages nemen als het ware afstand van de natuur, maar kijken er tegelijk met ontzag naar, alsof de natuur hen iets te vertellen heeft. Hij heeft er een menselijke maat mee aangebracht, een identificatie: de kijker van het schilderij gaat zich identificeren met de geschilderde kijker naar de natuur. |
![]() |
||
Dat de natuurvisie van Friedrich in feite radicaal verschilt met de hedendaagse wordt pas goed duidelijk in schilderijen als ''Der Tetschener Altar'', een religieuze verbeelding van de natuur. In een enorme gouden lijst, in de vorm van een gotisch raam, is een rotspunt geschilderd met wat dennenbomen. Daar bovenuit torent een crucifix, tegen een stormachtige lucht; zonnestralen in de verte kondigen de opklaring alweer aan.
Hele studies zijn gemaakt naar zijn minder directe betekenissen: een dorre boom met afhangende takken in een leeg veld, nevel rond een bergtop, een grot. Die zijn allerminst bedoeld als psychologische stemmingmakerij (melancholie), maar pasten bij de toenmalige opvatting van de ‘betekenisvolle’ natuur: iedere vorm ziet er niet voor niets zo uit als hij eruit ziet, God heeft hem geschapen met een betekenis. |
![]() |
||
De natuur in de schilderijen van Friedrich is nog bij lange na geen natuur waar je doorheen kunt lopen. En toch kun je je er al goed mee identificeren, de personages hebben al een relatief moderne verhouding tot de natuur. Dat komt omdat Friedrich midden in een wonderlijk overgangsstadium staat in het denken over de natuur. De natuur wordt al wel als ‘mooi’ gezien, maar toch vooral nog als een moeilijk doordringbaar geheel. De arts anno 1820 schrijft al wel alpen- en zeelucht voor aan overspannen stadsbewoners, maar aan zonnebaden zou niemand zich wagen: het merendeel van de schilderijen met stranden erop was het decor van schipbreuken. Biologie en natuurwetenschap hebben de wandelaar al voldoende kennis gegeven om te weten wat hij ziet, maar hij was er toen nog onbekend genoeg mee om er een diepere, en onvervalst religieuze betekenis aan toe te kennen. | |||
Caspar David
Friedrich wordt heden ten dage vooral geroemd om de gevoelens die hij
oproept, niet om de betekenissen die hij zo gretig verwerkte. Een
ondergaande zon en de dode hangende tak ervoor zijn de elementen
geworden van een onbezorgde mijmering. Zoals het beroemde schilderij met
de monnik aan het strand nu kan worden geïnterpreteerd als fijn gemijmer
tijdens een strandwandeling op een regenachtige dag. De natuur lijkt
hetzelfde, maar is dat helemaal niet meer.
|