Dit is Duitse architectuur, waar de Italiaan geen enkele de zijne kan noemen, en de Fransman nog minder

 

Een van de belangrijkste voorvechters voor een nationale cultuur in Duitsland was Johann Wolfgang von Goethe - dezelfde die de Duitse jeugd al eerder tot tranen had bewogen met zijn lijdende jonge Werther. In 1772 schreef hij een kort essay, Von Deutscher Baukunst, waarin hij een hartstochtelijk pleidooi hield voor de gotiek - met de Dom van Straatsburg (zie foto's) als directe bron van inspiratie. Al lezend wordt duidelijk dat het Goethe niet alleen ging om een herwaardering van een onderschatte bouwstijl. Von Deutscher Baukunst is een polemisch geschrift, tegen alles wat Frans was, en voor alles wat van toen af aan Duits moest heten: de gotiek als oer-Duitse kunst werd in stelling gebracht tegen het naar Goethes mening overschattte classicisme. 'Dit is Duitse architectuur', schrijft Goethe - even enthousiast als ongehinderd door het feit dat de gotiek toch echt een Franse uitvinding is -'dit is de onze, waar de Italiaan geen enkele [stijl] de zijne kan noemen, en de Fransman nog minder.'

En waar Voltaire een kleine tien jaar eerder nog pleitte voor 'abandonner cette maladie de l'esprit au régirne de la raison', tovert de jonge enthousiaste Goethe nu een nieuwe, verzwaarde en genationaliseerde variant van de 'esprit' uit zijn mouw: de Duitse Geist. Goethe had dat van de filosoof J.G. Herder, die hij, net als de Dom, in Straatsburg had ontmoet. Herder was al enige tijd bezig met het onderzoeken en herleiden van de oer-Duitse cultuur in het oer-Duitse landschap. Een kathedraal is als een boom, een natuur-verschijnsel. ook daarom vond voor Goethe, in het voetspoor van Herder, het Duitse genie zijn meest karakteristieke neerslag in de gotiek.
Korte tijd later viel Goethe van zijn geloof, en verloor hij zijn belangstelling voor het bekrompen Deutschtum; maar de geest was uit de fles. Overal in Duitsland begonnen jonge schrijvers, dichters, schilders en componisten te werken aan een echt Duitse kunst, met het sublieme landschap als tegenwicht tegen de mooie Apollo van Belvédère, de levende natuur als tegenwicht tegen het mechanische wereldbeeld, en de ongebreidelde Empfindsamkeit tegenover de beheerste sprezzatura. De Sturm und Drangbeweging was geboren, en Herders tovenaarsleerling, die er eigenlijk niet zoveel meer mee te maken wilde hebben, was haar vader.
Leesfragment: 'Von Deutscher Baukunst' 1772

Toen ik voor de eerste maal naar de kathedraal ging, vulden algemene opvattingen van Goede Smaak mijn hoofd. Van horen zeggen vereerde ik de harmonie van de massa's, de zuiverheid van de vormen, was ik een gezworen vijand van de duistere willekeurigheid van gotische versieringen. Onder de rubriek gotisch hoopte ik, als het artikel van een woordenboek, alle synonieme misverstanden op over het onbepaalde, ongeordende, onnatuurlijke, bijeengeraapte, opgeplakte en overladene, die mij ooit door het hoofd waren gegaan. Niet wijzer dan een volk dat heel de vreemde wereld barbaars noemt, noemde ik alles gotisch wat niet in mijn systeem paste, vanaf het gedraaide bontgekleurde poppen- en beeldenwerk waarmee onze burgerlijke edellieden hun huizen versieren, tot de eerbiedwaardige resten van de vroegere Duitse bouwkunst, waarvan enige zonderlinge krullen mij deden instemmen met het algemene gezang: 'Geheel door versiersel verstikt', en zo huiverde ik op weg naar de kathedraal in het vooruitzicht van de aanblik van een misvormd, krullend-borstelig monster.

Met wat voor een onverwacht gevoel verraste mij de aanblik toen ik ervoor ging staan! Mijn ziel werd vervuld van een gewaarwording van volledigheid en grootheid die ik, omdat hij uit duizend harmoniërende details bestond, wel kon proeven en genieten, maar op geen enkele manier doorgronden en verklaren. Zo is het, zegt men, ook met de hemelse vreugde gesteld, en hoe vaak ben ik niet teruggekeerd om van deze hemels-aardse vreugde te genieten, om de reusachtige geest van onze oudere broeders in hun werken te omvatten. Hoe vaak ben ik niet teruggekeerd om van alle kanten, van elke afstand en bij elk verschillend licht van de dag zijn luister en pracht te aanschouwen! Het valt de menselijke geest zwaar, wanneer het werk zijns broeders zo hoog verheven is, dat hij niet anders kan dan buigen en aanbidden. Hoe vaak heeft de avondschemering niet mijn van het onderzoekend aanschouwen afgematte oog met haar vriendelijke rust verkwikt, wanneer zij de talloze delen tot hele massa's versmolt, en deze nu in hun eenvoud en grootheid voor mijn ziel stonden en zich in mij vol verrukking de kracht ontplooide terzelfder tijd te genieten en te kennen! Toen openbaarde zich aan mij langs flauwe voorgevoelens de Genius van de grote bouwmeester. Waarom bent u verbaasd? fluisterde hij mij toe. Al deze massa's waren noodzakelijk, en ziet u ze niet in alle oudere kerken van mij'n stad? Alleen hun willekeurige afmetingen heb ik tot harmonie verheven. Hoe zich boven de hoofdingang, die twee kleinere ingangen aan elke zijde beheerst, het wijde rozetraam opent, dat het schip van de kerk antwoordt en gewoonlijk slechts een opening voor het daglicht is, hoe hoog daarboven het klokkenhuis om de kleinere ramen vroeg! Dat alles was noodzaak, en ik maakte er schoonheid van. Maar ach, wanneer ik door de duistere, verheven openingen hier aan de zijkant zweef, die daar leeg en vergeefs lijken te staan. In hun koene, slanke vorm heb ik de geheimzinnige krachten verborgen die deze beide torens hoog in de lucht moesten verheffen, waarvan er, helaas, één treurig bijstaat omdat hij de kroon van vijf pinakels mist die ik voor hem had bestemd, zodat de omliggende provincies hem en zijn koninklijke broeder zouden huldigen. En zo ging hij van mij heen, en ik verzonk in een treurigheid vol mededogen. Tot 's morgens de vogels die zijn duizend openingen bevolken de zon tegemoet juichten en mij uit mijn sluimer wekten. Hoe fris fonkelt hij mij in de glans van de ochtendnevel tegemoet, hoe vrolijk kon ik mijn armen naar hem uitstrekken, en mijn ogen openen voor de grote harmonische massa's, die tot in ontelbaar kleine onderdelen zijn bezield, zoals in de werken van de Eeuwige Natuur alles tot op de nietigste vezel vorm is en alles een doel heeft binnen het geheel; hoe dat stevig gegrondveste, kolossale gebouw zich rank in de lucht verheft, hoe dat alles opengewerkt is en toch voor de eeuwigheid. Aan uw onderwijzing dank ik het, Genius, dat uw diepten mij niet langer doen duizelen, dat in rnijn ziel een druppel valt van de zalige rust van de geest die op zo'n schepping kan neerzien en gelijk God kan spreken: Het is goed!

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel C & M voor havo en atheneum en tehatex. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Bron Leesfragment uit: De oorsprong van de moderne Architectuur. Nijmegen 1990

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.

02/02/2010 last update