DE
MODERNITEIT
uit: Charles Baudelaire
"De schilder van het moderne leven"
|
ZO IS HIJ VOORTDUREND OP PAD, voortdurend op
zoek. Op zoek waarnaar? Deze man zoals ik hem geschilderd heb, deze
eenling begiftigd met een actieve verbeeldingskracht, altijd op rèis door
de uitgestrekte mensenwoestijn, heeft natuurlijk een
verhevener doel dan een zuivere flaneur, een algemener doel dan het
vluchtige plezier dat hij aan de toevallige omstandigheden ontleent. Hij
zoekt datgene wat ik, met permissie, "moderniteit" zal
noemen, want
er dient zich geen beter woord aan om het betreffende idee uit te drukken.
Het gaat hem erom datgéne uit de mode los te maken wat het historische aan
poëzie bevat om uit het vergankelijke het eeuwige te distilleren. Wie een
blik werpt op onze exposities van moderne schilderijen staat versteld van
de algemeen gangbare neiging onder kunstenaars om al hun personages in
historische kledij te steken. Ze gebruiken bijna allemaal kleding en
meubilair uit de Renaissance, zoals David kleren en meubilair gebruikte
uit het óude Rome. Maar het verschil is dat David, die specifiek Griekse
of Romeinse onderwerpen koos, niet anders kon dan die met antieke zaken
stofferen, terwijl hedendaagse schilders algemene onderwerpen kiezen die
in elk tijdperk onder te brengen zijn, maar die ze toch koppig blijven
uitdossen met kostuums uit de Middeleeuwen, de Renaissance of het Oosten.
Dat is natuurlijk een teken van grote luiheid, want het is veel
makkelijker om alles in de kleding uit een bepaalde periode als lelijk af
te doen, dan zich In te spannen om er de geheimzinnige schoonheid uit te
delven die ze kan bevatten, hoe gering of onopvallend ook. |
Onder moderniteit
versta ik het vergankelijke, het vluchtige, het toevallige, de ene helft
van de kunst, waarvan de wederhelft het eeuwig onveranderlijke
is. |
Elke schilder uit het verleden heeft
zijn eigen moderniteit gekend;
op het merendeel van de mooie portretten uit vroeger tijden dragen de
afgebeelde personen kleren uit hun eigen tijd. Ze zijn volstrekt
harmonisch, want kostuum, haardracht en zelfs gebaar, blik en glimlach (elke periode heeft zijn eigen
dracht, zijn eigen blik, zijn eigen glimlach) vormen een volstrekt vitaal
geheel. Dat voorbijgaande,
vluchtige element, dat zo vaak van gedaante verandert, mag onder geen
beding veracht of terzijde geschoven worden. Als het weggelaten wordt,
valt men onvermijdelijk in de leegte van een abstracte en ondefinieerbare
schoonheid, zoals die van de eerste vrouw voor de zondeval. Als men het
eigentijdse kostuum, dat zich onontkoombaar opdringt, vervangt door een
ander, begaat men een begripsfout die alleen gebillijkt kan worden in het
geval van een door de mode voorgeschreven maskerade. Zo zijn de achttiendeeeuwse
godinnen, nimfen en sultanes portretten van een
sprekende gelijkenis, zedelijk gesproken. |
De beginnende schilder doet er ongetwijfeld
goed aan om de oude meesters te bestuderen, maar als het zijn doel is om
het wezen van de hedendaagse schoonheid te begrijpen, is dat overbodige
moeite. De draperieën van Rubens of Veronese kunnen hem niet leren hoe hij
moire antique, satan á la reine of willekeurig welke andere stof
uit onze fabrieken moet schilderen die door door hoepelrokken of
onderjurken van gesteven mousseline worden opgetild en gewiegd. Het
weefsel en de keper zijn niet hetzelfde als in de stoffen uit het oude
Venetié of in die welke aan het hof van Catharina gedragen werden. Laat ik
daar nog aan toevoegen dat de snit van rok en corsage volstrekt anders is,
dat de plooien volgens een nieuw systeem geordend worden, dat tenslotte de
gebaren van de hedendaagse vrouw en de manier waarop zij haar kleren
draagt aan haar japon een leven en uitdrukking geven die anders zijn dan
in het verleden. Kort en goed, als welke moderniteit dan ook
klassieke waardigheid wil verwerven, dan moet de geheimzinnige schoonheid
die het menselijke leven er onwillekeurig in legt er uit gedistilleerd
zijn. Aan die taak wijdt de heer G. zich in het bijzonder. |
Ik heb al gezegd dat elke periode zijn eigen
houding, blik en gebaar had. Vooral in grote portrettencollecties (die
van Versailles bijvoorbeeld) kan die
stelling eenvoudig worden geverifieerd. Maar de strekking ervan reikt
verder. Binnen de eenheid die we natie noemen, brengen de beroepen, de
sociale klassen en de eeuwen een verscheidenheid aan, niet alleen in
gebaren en gedrag maar ook in de tastbare vorm van het gezicht. Deze
bepaalde neus, die bepaalde mond, dat bepaalde voorhoofd horen thuis in
een periode waarvan ik de tijdsduur hier niet pretendeer precies vast te
stellen, maar die zeker te berekenen is.
Met dergelijke overwegingen
zijn portretschilders te weinig vertrouwd en het grote gebrek van
Ingres in het bijzonder is dat hij elk model dat voor hen poseert een
vrijwel absolute volmaaktheid wil opleggen die hij aan het repertoire van
de klassieke ldeeèn ontleent.
|
[vergroten] |
Het is makkelijk en zelfs terecht om In
dergelijke zaken a priori te redeneren. De voortdurende
wisselwerking tussen wat ziel en wat lichaam wordt genoemd,
verklaart heel goed waarom de hele materie voortdurend de geestelijke
werkelijkheid weerspiegel waaraan ze ontspringt. Als een geduldige en
nauwgezette maar weinig fantasierijke schilder een eigentijdse cóurtisane
moet schilderen en zich inspireert op (dat Is het geijkte woord ) een
courtisane van Titiaan of Rafaël, dan is het resultaat naar alle
waarschijnlijkheid een onecht, dubbelzinnig en obscuur werk. De studie van
een meesterwerk uit die tijd en van dat genre leert hem noch de houding,
noch de blik, noch de grimas, noch de levendigheid van zo'n schepsel.
[...] |
Hetzelfde bezwaar geldt net zo
onverbiddelijk voor de studie van militairen, van dandy's, zelfs van
dieren (honden of paarden) en van alles wat het uiterlijk leven van een
tijdperk omvat. Wee degene die de klassieken om andere redenen bestudeert
dan vanwege de zuivere kunst, de logica, de algemene methode! Wie er te
diep in duikt, verliest de herinnering aan het heden en doet afstand van
de waarden en de voorrechten hem verleend door de eigentijdse omstandigheden, want onze oorspronkelijkheid komt bijna helemaal voort uit het
stempel dat de tijd op onze waarnemingen drukt. Het spreekt vanzelf dat ik mijn uitspraken
makkelijk zou kunnen staven met talrijke andere objecten dan de vrouw.
Wat
zoudt u bijvoorbeeld zeggen van een schilder van zeegezichten (ik drijf
mijn hypothese tot het uiterste door) die, om de sobere en elegante
schoonheid van een modern schip weer te geven, zijn ogen zou afmatten met
het bestuderen van de overdaad en de krullen, de monumentale achtersteven
en het ingewikkelde zeiltuig van oude, zestiende-eeuwse schepen?
En wat
zoudt u denken als de kunstenaar die u opdracht had gegeven een volbloed
te portretteren die beroemd is in de plechtige wereld van de renbaan,
zich tot museumbezoek zou beperken, als hij er mee volstond om paarden te
gaan bekijken in de schilderzalen van het verleden, in de Van Dycks, de
Bourguignons of de Van der Meulens? |
De heer G.
heeft, onder leiding van de
natuur en onder dwang van de omstandigheden, een heel andere weg gevolgd.
Hij is begonnen met het observeren van het leven en heeft pas laat moeite
gedaan om de middelen te leren waarmee het kan worden weergegeven. Het
resultaat is een pakkende oorspronkelijkheid, waarin wat aan barbaars en
onbevangens is achtergebleven een nieuw bewijs van gehoorzaamheid lijkt
aan de waarneming, een compliment, lijkt het wel, aan de waarheid.. Voor
de meesten van ons, vooral voor de zakenlui in wier ogen de natuur alleen
bestaat voor zover ze van nut is voor hun zaken, is de fantastische
werkelijkheid van het leven uitermate afgestompt. De heer G. zuigt hem
zonder ophouden in zich op, zijn geheugen en zijn ogen zijn er vol
van.
Samenstelling
bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel
cultuur en maatschappij voor havo en atheneum. Meewerken aan
deze site? Opsturen via e-mail is voldoende.
Is er zonder uw
toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw
teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en
wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van
internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven
09-27-2004 CKV-2 |