Beeldende kunst en fotografie

Courbet

Delacroix

Tussen 1850 en 1860 kwam in Frankrijk een 'realistische' school op die een extreme schilderkunstige objectiviteit nastreefde, die alleen met de camera bereikt kon worden. In dezelfde periode wilden sommige fotografen hun foto's subjectieve kwaliteiten meegeven die gewoonlijk aan de schilderkunst toegeschreven worden. 

De opvattingen van Courbet over zijn onpartijdige blik zullen de opvattingen van hen die vonden dat Realisme en fotografie hetzelfde zijn, bevestigd hebben. Courbet beweerde dat hij met dezelfde belangstelling naar een paard, een boom of welk onderwerp uit de natuur dan ook keek. 'Het kan me niet schelen waar ik sta, elke plek is goed als ik de natuur maar voor ogen heb'. Courbet wilde eigenlijk musea laten sluiten. Monet, die de ideeën van Courbet nog strikter uitvoerde, wilde zelfs blind geboren zijn om dan pas later het gezichtsvermogen te krijgen om zodoende een volledig objectiviteit in zijn kijken te krijgen.

Het atelier van de schilder

Champfleury was een Frans schrijver die vanaf het eerste uur het werk van Courbet heeft verdedigd. In een brief uit 1855 aan de romanschrijfster George Sand prijst hij het werk en de ideeën van Courbet op gloedvolle wijze aan.

J.F.F.H. Champfleury, Sur M. Courbet: Lettre à Madame Sand. in: Le Réalisme, Parijs 1857

Ik moet zeggen dat het idee van 'De begrafenis' frappant is. Het is iedereen duidelijk dat het gaat om een begrafenis in een provinciestad en dat het niettemin een voorstelling is van alle begrafenissen in alle provinciesteden. De triomf van de kunstenaar bij het schilderen van unieke menselijke wezens bestaat uit de intieme observaties van elke persoon, door een type te kiezen op zo'n manier dat iedereen denkt hem te kennen en kan uitroepen: 'Die bestaat echt! Ik heb hem gezien.' 'De begrafenis' bezit deze kwaliteiten in de hoogste mate. Het werk ontroert, doet iemand glimlachen, maakt gedachten los en laat, ondanks het open graf, in de geest de opperste rust achter die hij deelt met de grafdelver-een groot en filosofisch ingesteld type, die de schilder in al zijn schoonheid als een man van het volk heeft weergegeven. Sinds 1848 geniet Courbet het voorrecht de meute te verbazen. 

Elk jaar verwachten we verrassingen van hem en tot nu toe heeft de schilder aan de verwachtingen van zijn vrienden en ook aan die van zijn vijanden beantwoord. In 1848 had 'Na het diner in Ornans', een groot schilderij met een huiselijk interieur, echt succes zonder al te veel negatief commentaar. Zo gaat het altijd bij de eerste aanloop van een kunstenaar. Toen kwamen achtereenvolgens de schandalen: Eerste schandaal: 'De begrafenis in Omans', 1850 Tweede schandaal: 'De dorpsmeisjes', 1851 Derde schandaal: 'De baadsters', 1852 Vierde schandaal: Realisme - Privé-tentoonstelling - Manifest - Veertig schilderijen tentoongesteld - Verschillende schandalen bij elkaar etc., 1855 Nu geef ik zelf de voorkeur aan 'De begrafenis' boven de andere schilderijen vanwege het erin besloten idee, vanwege het volledig menselijke drama, waarin het groteske, tranen, egoïsme en onverschilligheid zijn behandeld op de wijze van een grote meester. 'De begrafenis' is een meesterwerk!

  

De begrafenis te Ornans

Dit schilderij is een van de werken die Courbet tentoonstelde in Le Pavillon du Réalisme.  Deze tentoonstelling was gelijktijdig met de wereldtentoonstelling van 1855 te Parijs. In de catalogus van deze Exhibition de 40 tableaux et 4 dessins  is het beroemde Manifeste du Réalisme opgenomen.De critici waren geschokt door de Begrafenis waarvoor allerlei mensen uit Courbets geboortestad Ornans model hadden gestaan. Het leven van de 'gewone mens' was geen onderwerp voor kunst. Bovendien stond hun onverbloemde lelijkheid en de aanwezigheid van een hond in schril contrast met de heersende academische opvatting van ideale schoonheid en plechtigheid.

Hij wist voortdurend schandalen uit te lokken met zijn schilderijen. Hij koos bij voorkeur onderwerpen die geen enkele status hadden en voerde deze dan uit op een formaat dat tot dan alleen maar gebruikt werd voor verheven historiestukken of religieuze onderwerpen. Daarbij had hij ook nog een heel directe stijl van schilderen waarbij de verf dik opgebracht werd. Reden genoeg in die tijd om hem te verdenken van revolutionaire of zelfs anarchistische activiteiten.

Toen 'De begrafenis te Ornans' en 'Het atelier van de schilder' door de jury van de salon van 1855 werden afgewezen, trok Courbet de elf schilderijen die wel geaccepteerd waren terug en richtte zijn eigen tentoonstellingstent op. Het zogenaamde 'realistisch manifest' was in feite de inleiding van de catalogus bij deze tentoonstelling.

Realistisch Manifest

De benaming 'realist' is me opgelegd, zoals men aan de generatie van 1830 de benaming 'Romantici' heeft opgelegd. In geen enkele andere periode hebben die benamingen een correcte voorstelling van zaken opgeleverd; als het anders was, zouden de werken overbodig zijn. Ik doe geen uitspraak in hoeverre deze kwalificatie, die niemand goed begrijpt, juist is; ik zal me beperken tot een enkele uiteenzetting om misverstanden uit de weg te ruimen.
Geheel buiten elk systeem om en zonder enig vooroordeel heb ik de kunst van de Antieken en de hedendaagse meesters bestudeerd. Ik heb noch de één willen navolgen, noch de ander willen kopiëren; evenmin was mijn streven gericht op het nutteloze doel van het 'L'art pour Part'. Nee! Uit het hele arsenaal van de traditie heb ik simpelweg mijn eigen, individuele, weloverwogen en onafhankelijke gevoel willen opdiepen. Weten om te kunnen, dát was mijn streven! In staat zijn om zelf de zeden, de ideeën, het aanzien van mijn tijd te vertalen, volgens mijn eigen waardeoordeel, in één woord: levende kunst maken, dát is mijn doel!

De schilderijen van Courbet en andere realisten werden vaak gelijk gesteld met foto's en even vulgair en lelijk gevonden.

Volgens zijn critici was de grote fout om te geloven dat natuurgetrouwheid hetzelfde was als 'waarheid'. Ze protesteerden tegen zijn veronachtzaming van de regels van de kunst en zijn gebrek aan fatsoen. Het Realisme was de nieuwe vijand van de kunst en men geloofde dat het gevoed en ondersteund werd door de fotografie. 

Gustave Courbet De dorpsmeisjes, 1851

Deléciuze (een leerling van David) klaagde:

'De hang naar het naturalisme is gevaarlijk voor serieuze kunst .... Het moet gezegd worden dat de voortdurend toenemende druk die de laatste tien jaar, globaal gesproken, is uitgeoefend op imitatie in de kunst, te danken is aan twee wetenschappelijke krachten die fataal zijn, dat wil zeggen de daguerreotype en de foto (op papier) waar kunstenaars al danig rekening mee moeten houden.'

Hij vervolgt dat:

'het intellect en het oog van de naturalistische schilder veranderd worden in een soort daguerreotype die, zonder wil, zonder smaak, zonder het te weten, zichzelf laat onderwerpen aan de verschijningsvorm van dingen, welke dan ook en de mechanische weergave van hun beelden. De kunstenaar, de mens, cijfert zichzelf weg, hij maakt zichzelf tot instrument, hij vervlakt tot een spiegel en zijn belangrijkste oogmerk is om volmaakt uniform te zijn en een goede zilverachtige 'finish' te krijgen.'

 

Links:Eugène Durieu, Paris 1853, Albumin, 18,9 x 13 cm.  Eugène Delacroix gebruikte deze afbeeldingen als voorbeeld bij zijn monumentale schilderijen. 

Rechts: Julia Margaret Cameron, 1874 Mary Hillier met haar Kinderen.

Door de Salon van 1853 werd Courbets reputatie als opzichter van de lelijkheid stevig gevestigd. Ondanks de hooggestemde doelen en de prachtige produkten van getalenteerde fotografen werd de foto een symbool van vulgariteit. Achter iedere beschuldiging van lelijkheid, iedere verwijzing naar spataderen en lompe naakten, verschoof zich de niet te onderdrukken associatie met de foto. 

fotografische studies

Opnamen voor beeldhouwers en schilders 1860

Ondanks de protesten van eerzame burgers waren er vanaf het begin van de jaren vijftig volop naaktfoto's voorhanden, die aan kunstenaars informatie en aan genotzoekers plezier verschaften. Ze werden discreet 'academies', 'fotografische studies' 'academische studies' of 'hulpmiddelen voor de studenten van de Academie voor schone kunsten' genoemd. Ze waren goedkoop en spaarden de onkosten van een model uit. Het werden gemakkelijk te krijgen hulpmiddelen in het atelier van de schilder. Delacroix en Courbet gebruikten ze beiden.

Afgezien van het feit dat Courbet foto's gebruikte en dat zijn werk in zeker opzicht kenmerken heeft die van de foto komen, is het veel belangrijker om je af te vragen waarom men vond dat realisme de geest 'verlaagde', hoe de fotografie aan deze houding bijdroeg en welke argumenten de realisten ter verdediging aanvoerden. Aan de literaire vertegenwoordigers van het Realisme was het de taak om de beschuldigingen te weerleggen, om hun critici te overtuigen dat het een bijzondere deugd was om de natuur weer  geven zoals zij werkelijk is in plaats van zoals hij hoort te zijn. Geen enkele kunstenaar zeiden ze, en zeker niet Courbet kon ooit zijn geest volledig onderdrukken en van zichzelf een fototoestel maken.

Chesneau schreef:

'als de schilderkunst zijn glans verloren heeft aan sterke contrasten en krachtige effecten, heeft het gewonnen aan waarheid. Met een beetje oefening herkent het oog de partijen die aan de foto's ontleend zijn in de meeste landschappen en ziet het dat de kunstenaar serieus gekopiëerd heeft van het beeld van de daguerreotype of dat hij eenvoudigweg de achtergrond of voorgrond geleend heeft, vooral de voorgrond, dat rif waarop brave en luie schilders schipbreuk lijden.'

Van alle kritiek op de slechte invloed van de fotografie op de kunst was die van Baudelaire in zijn bespreking van de Salon van 1859 het felst. Als een engel der wrake valt hij in duikvlucht aan op de artistieke zondaars, vanwel hun kleingeestigheid, hun fixatie op techniek en hun blinde liefde voor de natuur:

Wat betreft de schilderkunst en beeldhouwkunst is het huidige Credo van de mensen, die denken dat ze het weten (en dan vooral in Frankrijk) als volgt: geloof in de natuur en in niets dan de natuur daar zijn goede redenen voor. Ik geloof dat kunst niets anders is en kan zijn dan het exact weergeven van de natuur (een schuchtere en dissidente sekte wil dat objecten die stuitend van aard zijn, zoals een pispot of een skelet, uitgesloten moeten worden). Zo bezien zou de nijverheid, die ons een resultaat oplevert dat identiek is aan de natuur, de absolute kunst zijn.' Een God der wrake heeft de wensen van deze meute ingewilligd. Daguerre werd zijn Messias. En nu zegt het publiek tot zichzelf: 'Omdat de fotografie ons alle garanties van exactheid geeft die wij maar wensen (zij geloven dat, de idioten!) zijn fotografie en kunst hetzelfde.' Vanaf dat moment stortte het plebs zich als één Narcissus op het metaal, om zijn platvloerse 'spiegelbeeld' te beschouwen. Een gekte, een buitengewoon fanatisme beving deze nieuwe zonaanbidders. Vreemde gruwelen verschenen.

Door het groeperen en schikken van vreemde snuiters van beiderlei kunne, uitgedost als slagers en wasvrouwen met carnaval, door deze heiden te smeken om zo goed te willen zijn om gedurende de tijd die voor de operatie nodig is, hun glimlach even aan te houden, vleit de fotograaf zich met de gedachte dat hij tragische of bevallige taferelen uit de oude geschiedenis weergeeft.( ...)

Geef maar door; het kan mij niet pittig genoeg zijn!!

Kort daarna tuurden duizenden gretige ogen door de gaten van de stereoscoop als door het zolderraam van de oneindigheid. De voorkeur voor obsceniteiten die van nature in het hart van de mens even sterk leeft als de eigenliefde, liet zo'n mooie gelegenheid om aan zijn trekken te komen niet voorbijgaan. En laat ik nu niet horen dat alleen kinderen die uit school komen, de enigen zijn die plezier beleven aan deze onzin; het is een rage. Ik heb een keurige dame uit hoge kringen, niet de mijne, horen zeggen tegen mensen die dergelijke plaatjes voor haar verborgen wilden houden uit overwegingen van kiesheid: 'Geef maar door; het kan mij niet pittig genoeg zijn.' Ik zweer dat ik dat gehoord heb; maar wie zal me geloven? (...)

De fotografie moet  terugkeren naar zijn echte taak en dat is dienaar zijn van wetenschap en kunst, maar een zeer nederig dienaar, zoals de drukkunst en de stenografie die de literatuur niet geschapen en ook niet verdrongen hebben.

Delacroix was er van overtuigd dat de fotografie, mits met verstand gebruikt, een hulpmiddel voor de kunstenaar kon zijn.

Als een fotograaf een tafereel opneemt, zie je nooit meer dan een fragment uit het gehele gezichtsveld): de rand van de foto is even interessant als het midden.... De ondergeschikte delen zijn even belangrijk als het hoofdthema.... Men moet meer rekening houden met de verrekeningen in een fotografisch beeld dan in een werk dat aan de verbeelding ontspruit. De meest opvallende foto's zijn die waarin juist de onvolkomenheden van het medium om een volledig exact beeld te geven, wat rustpunten voor het oog over laten waardoor het maar op een paar dingen scherp kan stellen. Als het oog de perfectie van een vergrootglas had, zou de natuur ondraaglijk worden: men zou alle bladeren aan een boom zien, alle dakpannen en op die pannen de mossen, insecten, enz. En wat doen we met de alarmerende verschijning van het juiste fotografische perspectief (afwijkingen die misschien minder schokkend zijn in het landschap waar partijen op de voorgrond zelfs buiten proportie vergroot kunnen worden), voordat de beschouwen even overstuur zal zijn als in het geval van verrekening bij de menselijke figuur? De opstandige realist moet daarom in zijn schilderijen dit authentieke perspectief corrigeren dat juist doordat het correct is, verschijningen vervalst.

Theophile Gautier stelde in zijn kritiek op de Salon van 1861 de jury voor om ook de fotografie een onderscheiding te geven. Hiermee gaf hij aan hoezee de schilderkunst naar zijn mening door de fotografie beïnvloed was. Bij eer zo'n schilderij merkte hij op:

'men kan door de levendigheid van de details, door de wiskundig correcte plaats van de schaduwen raden dat hij een medeplichtige gevonden heeft in de daguerreotype. De daguerreotype die geen vermelding en geen enkele medaille gekregen heeft, heeft niettemin veel werk gedaan op deze tentoonstelling. Hij heeft veel informatie verschaft, veel modellen uitgespaard, veel toebehoren geleverd (decors en draperieën) zodat het alleen nog maar in kleur gekopieerd hoefde te worden.'

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van tehatex vwo en het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel cultuur en maatschappij voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven.

02/04/2010 update SG Groenewald/Digischool