Het was
voor kunstenaars van groot belang om op de tentoonstelling van de Salon
te worden toegelaten, en bovendien om - wanneer deze eerste barrière
was genomen - een goede plaats te krijgen in de expositieruimte. In de
negentiende eeuw werd bij een presentatie van schilderijen de gehele
wand gebruikt. Schilders, die het troffen dat hun werk tegen het plafond
aan werd geplaatst, bleven letterlijk buiten het gezichtsveld van het
publiek. Talrijk zijn de brieven en
verzoekschriften, zelfs van zeer bekende kunstenaars, aan de Directeur
des Beaux-Arts met de vraag om een betere plaatsing van hun kunstwerken,
al dan niet vergezeld van vleierijen of dreigementen.
Veel slechter af waren natuurlijk die kunstenaars van wie de inzending voor de Salon werd geweigerd. Hun werk werd gemerkt met een stempel, waardoor het vrijwel onverkoopbaar werd. Een kunstenaar die vaak werd geweigerd, kon gemakkelijk in een artistiek of maatschappelijk isolement raken.
Een van de begaafdste landschapschilders van de School van Barbizon, Théodore Rousseau, was zo vaak geweigerd door de jury van de Salon, dat hij de twijfelachtige eretitel 'Le grand refusé' kreeg toebedeeld. |