Germaanse mythologie 

"Edda"

De Edda is een heel oud Noors geschrift, bestaande uit verschillende, soms zeer onsamenhangende gedichten, waar niettemin de verhevenste en diepste schoonheden in verborgen zijn. Men weet niet, wie de Edda geschreven heeft, waarschijnlijk danken deze liederen hun oorsprong aan meerdere zangers. Er is een oudere en een jongere Edda, en vervolgens nog een reeks van verhalen en liederen, die men de Skalden pleegt te noemen.
LEESFRAGMENT uit: "Uit het grijs verleden". A Sixma van Heemstra-Schimmelpenninck. Zutphen 1924

SCHEPPING

In den beginne was er duisternis vol ontzetting, een diepe, peilloze afgrond, zwart en zwijgend. En niemand, geen ziel, om zich over dit niet te ontzetten, geen ziel om te verlangen, dat het zich zou vullen met lieflijkheid, geen ziel, om de leegte te peilen, en het niet tot iets te maken. Ginungagap heette die ledige afgrond, aan de eene zijde begrensd door Niflheim, het land van nevel, sneeuw en ijs en aan de andere zijde door Muspelheim, de vlammenwereld, waarvan de rossige gloed aanzwel, tot- dat zij iets van den afgrond begon te verlichten, de peillooze diepte nog ontzettender makend.

Gelukkig, dat er geen mens was, om zich over die diepte heen te buigen, waar de gloed van de vuurzee schichtige stralen wierp in de zwarte leegte, want geen mensch zou het overleefd hebben, dat te aanschouwen.

In Niflheim ontstond een bron, de Ruisende Ketel genaamd. Uit die bron stortten zich 12 wilde stromen, die de leegte van Ginungagap vulden. In de koude van het ledige niet stolden zij zich onmiddellijk tot ijs, zoodat nu een gekraak en gesteun de diepte vulde,zoals mensenoren nimmer gehoord hebben, en zoals slechts eeuwen later, bij de ondergang der goden, weder door het heelal zou klinken. Geluiden rolden en bruisten nu tenminste door de ruimte, en al waren het geluiden vol ontzetting, toch was het niet zo vreeselijk als de stilte van voorheen. Als nu de vonkenregen uit Muspelhelm opsteeg, viel hij sissend op de ijsblokken, en deed ze langzamerhand smelten. Gestadig druppelde het ijs, en deed de omgeving steeds verder ontdooien. Hoe heller de gloed uit de vlammenzee laaide, boe meer de knisterende vonkenregens neerkwamen op de ijsblokken, hoe meer druppels zacht ritselend neervielen. Eindelijk namen de druppels menschelijke gestalte aan, en de reus Ymir richtte zich op uit den bevroren afgrond. Daarna verscheen de gedaante van een koe, Audumbla genaamd. Geduldig stond zij te midden van sneeuw en ijs, uit haar uiers vloeiden vier melkstromen, die de aarde vruchtbaar moesten maken en met haar ruwe tong likte zij gedurig het ijs, totdat langzamerhand haar te voorschijn kwam, toen een mensenhoofd en eindelijk een mannengestalte. Dat was de reus Buri, de vader der Goden.

Waar eens het wonder begint, dáár eindigt het nimmer, en zóó werd de aarde vruchtbaar door het zoete vloeien der melkstroomen en door de warmte, die de vonken van Muspelheim verspreidden. En toen werden ook de goden geboren, die het wondere heelal moesten besturen en volmaken. De reus Burip reeds, was schoon en heerlijk van gestalte en lieflijk van aangezicht, het eerste redelijke wezen, dat in het heelal ademde.

DE GODEN.

Uit hem stamden de Goden: Odin of Alvader, die 't Al met zijn geest bestuurt, Loki, de God van het vuur, Balder, de God der zonneschijn en de vreugde, Freyr, de God der vruchtbaarheid, Thor, de God van den donder, Honir, de God der snelheid, en nog verscheidene anderen, waarvan ik u later vertellen zal.

Heerlijk was het Heelal om aan te zien, in dien eersten tijd van de onschuld der Goden. Midgard heette de plaats tusschen hel en hemel, die voor de mensen bestemd was. en die later aarde werd genoemd, zulk een nieuwe frissche aarde in ontluikende lentepracht, net zoals zij er nu nog uit kan zien, na een vroege onweersbui. Thor, de God van den donder, had met zijn hamer geslagen, de helle bliksemschichten waren nedergedaald, en hadden het ijs doen springen, zoele regens ruischten neder op de sneeuwvelden en deden sneeuw en ijs wegsmelten.

Thor werd op de hielen gevolgd door zijne gemalin Sif, en wáár zij kwam, met haar lange gouden haren, dáár ontloken bloemen op haar pad, dáár kwamen wuivende korenaren op de velden, dáár verrezen bomen en struiken, met duizenden fluweelzachte blaadjes. 't Was een lieflijke aarde, die slechts wachtte op de menschen. Doch onder die aarde was nog steeds Niflheim met den Ruischenden Ketel. de Bron der Ontzetting, het rijk der nevels en der duisternis het verblijf der reuzen.

Wel had Odin de woeste Ysmir verslagen, en van zijn bloed de zee van zijn schedel de hemel en van zijn beenderen de bergen geschapen, doch de andere reuzen uit zijn geslacht waren gevlucht naar Niflheim en naar de diepten van de afgrond Ginungagap, en aldaar wachtten zij op de overwinning, later, als de Goden moe en oud zouden zijn geworden. Ook zou Niflheim deverblijfplaats worden van de bozen, die de Goden ongehoorzaam zouden zijn, de toekomstige mensen, die dwalen zouden. Mochten daar toch weinig, zeer weinig zielen nederdalen.

Boven de aarde was Askard, het verblijf der Goden, een zalige plaats in blauwe ether, waar het zoete meeth gedronken werd, waar de Goden raad hielden en wijze gesprekken voerden, waar zij vrolijk waren met elkander en de grote gouden schijven in lustig spel lieten heen en weder rollen op het zachte, wuivende gras van het Idaveld.

DE GODINNEN.

De Godinnen waren dan de toeschouwers bij het spel en lachten en keuvelden onder elkander: de gemalin van Odin, de later zo strenge Freya, nu nog onbevangen en zorgeloos in haar jeugd, Thor's echtgenote, Sif, met de gouden haren, die het gehele Idaveld als met zonlicht overgaat, en Balder's vrouw, de lieflijke Nanna, die nimmer ver week van haar geliefde echtgenoot, de Zonnegod. Waar die beiden heen zweefden, met hun liefde en hun glimlach, dáar kwam de vreugde, en langbleef de herinnering nog na. Ook was er in Askard Walhalla, Alvaders Zaal, waar een plaats bereid was voor de helden, die in het gevecht zouden sneuvelen, de toekomstige mensen, die zouden moeten strijden, moedig, zonder versagen. Mochten er later, van de moeitevolle aarde, toch velen naar boven stijgen!

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel cultuur en maatschappij voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven

02-02-2010