Beroemde Parijse kunsthandelaars

In de tweede helft van de 19de eeuw ontwikkelt zich niet alleen een nieuwe kunstopvatting en een nieuw type kunstenaar, maar ook ontstaan nieuwe vormen van kunstbemiddeling en kunsthandel. Inmiddels werken schilders in de regel niet meer aan opdrachten van kerk of adel, van oudsher de belangrijkste opdrachtgevers, maar produceren voor een anonieme, potentiële koper c.q. verzamelaar. Deze moet dan wel op de kunstenaar opmerkzaam gemaakt worden, hij moet enthousiast worden en ervan overtuigd raken dat de verlangde prijs voor een schilderij, een tekening of een grafisch werk duurzaam overeenkomt met de werkelijke waarde van het betreffende kunstwerk. In die situatie betekent van meet af aan kunst verkopen ook kunstbemiddeling. 
Die taak neemt de galeriehouder op zich, die zich in de loop van de 19de eeuw steeds meer specialiseert: uit de kruidenierszaak annex bazaar met kunst in alle stijlen uit alle tijdperken ontstaat enerzijds het antiquariaat, dat zich bemoeit met de verkoop van oude en relatief waardevaste kunst, en anderzijds de galeries voor moderne kunst. De laatste durven het aan om contemporaine kunst op de markt te brengen. De galeriehouder wordt daarmee voor de jonge onbekende kunstenaars zakelijk en vaak ook persoonlijk een uiterst belangrijk iemand, op wie men al zijn hoop gevestigd heeft. In Parijs is de situatie in de tweede helft van de 19de eeuw erg overzichtelijk. Er zijn maar heel weinig kunsthandelaars die zich voor de moderne schilders inzetten - en die dus uitermate belangrijk zijn. Eerst voor de kunstenaarsgroep uit Barbizon rondom Camille Corot, vervolgens de impressionisten en neo-impressionisten en later de Fauves.

Paul Durand-Ruel (1831-1922) Ambroise Vollard (1865-1939)

Durand-Ruel is autodidact. Zijn commerciële basis heeft bij opgedaan in de zaak van zijn vader, een schrijfwarenwinkel met schilder- en tekenbenodigdheden en later met een kleine galerie erbij. Paul bezoekt als jongen regelmatig het Louvre, maar ontwikkelt al gauw een bijzondere belangstelling voor de kunst van zijn eigen tijd. In 1859 opent hij zijn eigen galerie in de Rue Lafitte, met een zelfbedacht systeem voor het ophangen en belichten van schilderijen, waarmee hij een nieuwe maatstaf introduceert voor de presentatie van beeldende kunst. In plaats van de 'Petersburgse' manier van ophangen, d.w.z. met de lijsten dicht tegen elkaar aan van de vloer tot aan het plafond, hangen aan de wanden bij Durand-Ruel maar weinig werken, naast elkaar in een aantrekkelijke volgorde en goed uitgelicht. Daardoor wordt het afzonderlijke werk belangrijk en krijgt een nieuwe waarde: ieder schilderij moet als een aparte artistieke prestatie gezien en beoordeeld worden.

Maar het grote financiële succes blijft uit en Durand-Ruel heeft als galeriehouder met allerlei problemen te kampen. Allereerst reageren de kijkers en de kunstcritici met niets dan schimp- scheuten en spot op de kunst die hij juist vooruit probeert te helpen. Toch verzekert hij kunstenaars als Monet en Pissarro, die op de armoedegrens balanceren, van weliswaar bescheiden, maar toch regelmatige inkomsten door op eigen rekening en op eigen risico werk van ben aan te kopen. Na een mislukte poging - tijdens de Frans-Duitse oorlog en de Commune (1870-1871) - om in Londen voet aan de grond te krijgen, gaat hij in Parijs opnieuw van start. De bedroevend lage afzetmarkt voor de impressionistische schilderkunst verbetert langzaam maar zeker, vooral na de tweede groepstentoonstelling in 1876. Als de prijzen stabiliseren en de eerste echt kapitaalkrachtige kopers zich aandienen, moet Durand-Ruel het eens zien te worden met zijn belangrijkste concurrent, Georges Petit, die het begin jaren '80 lukt om de inmiddels steeds succesvollere Claude Monet onder contract te nemen voor exposities in zijn galerie. Het is vooral Paul Durand-Ruel die de kunstenaars aanmoedigt, ze dikwijls financieel ondersteunt en op de lange duur met succes op de markt weet te brengen. In 1884 heeft Durand-Ruel zulke grote schulden dat hij bijna failliet gaat. Pas de contacten met de V.S. die hij via Mary Cassatt kan uitbouwen, en waardoor bij als eerste Franse kunsthandelaar zaken doet met rijke Amerikaanse verzamelaars, redden hem van de ondergang.

Het is Ambroise Vollard (1865-1939), een van de meest glansrijke figuren in de wereld van de kunsthandel rond 1900. Vollard, eveneens autodidact en selfmade man, trekt zijn les uit de problemen van Durand-Ruel en sluit van het begin af aan zo mogelijk exclusieve contracten, waarmee bij afzonderlijke kunstenaars duurzaam met hun hele productie aan Galerie Vollard bindt. Bij de keuze van 'zijn' kunstenaars getuigt Vollard van een buitengewone bekwaamheid, die hij zelf terugvoert tot zijn 'bon oeil' (goed oog) en 'bonne oreille' (goed oor) - naar zijn mening de belangrijkste eigenschap van een succesvolle kunsthandelaar. Zo lukt het hem in 1895 om Cézanne na een afwezigheid van twintig jaar met een grote expositie voor het eerst weer in Parijs te laten zien. Een jaar later sluit hij ook met Gauguin, die dan op Tahiti woont, een exclusief contract en is zo de enige galeriehouder in Parijs, die Gauguins werk uit de Stille Zuidzee te koop aanbiedt. Al in 1901 organiseert Vollard de eerste tentoonstelling van de dan net twintigjarige Pablo Picasso en drie jaar later treedt in een aparte tentoonstelling Henri Matisse in Galerie Vollard voor het eerst met zijn fauvistische schilderijen naar buiten. Met zijn programma levert Ambroise Vollard een niet te onderschatten bijdrage aan het internationale succes van de avant-garde - en ook zijn sterke persoonlijkheid blijft voor iedereen die hem ontmoet onvergetelijk.

Heel anders dan de meer conservatieve en burgerlijke Durand-Ruel past de onberekenbare, lompe en toch zinnelijke verschijning van Vollard helemaal in het totaalbeeld van de moderne kunste- naarsbohème. Gertrude Stein, een belangrijke Amerikaanse verzamelaarster die zich na de eeuwwisseling voorgoed in Parijs vestigt, bericht over haar bezoek aan Galerie Vollard:

'Het was een ongelooflijke bedoening. Het zag er überhaupt niet uit als een kunstgalerie. Een paar doeken stonden omgedraaid tegen de muur, in een hoek lag een hoopje grotere en kleinere doeken die in het wilde weg over elkaar heen gestapeld waren, en in het midden van de ruimte stond een grote donkere man duister te kijken. Dat was Vollard in opgeruimde stemming. Wanneer bij minder opgewekt was, plantte hij zich met zijn machtige lijf voor de glazen deur naar de straat, met de armen boven zijn hoofd, de handen boven tegen de deurpost en staarde duister naar buiten. Dan durft er niemand de zaak binnen te gaan.'

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel C & M voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde literatuur: Musee d'Orsay Abcoude 2001Martina Padberg

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven

02/02/2010