CKV-2

Romantiek en Realisme in de 19e eeuw.

Vragen en opdrachten.

Samenstelling: © Kees Zonneveld [k.zonneveld@chello.nl]  Christelijke Scholengemeenschap Buitenveldert (CSB) (Amsterdam)

Kunst en Esthetica

1. Lees pagina 4.2.1 goed door. Plaats vervolgens de hieronder staande termen en zinsneden in de juiste kolom.

 

vooruitkijken naar de toekomst  /  terug kijken naar het verleden  /  materialistisch  /    bovennatuurlijk  /  volkstaal  /  rationalistisch  /  verfijnd  /  demonen, hallucinaties en slaapwandelen  /  conventioneel  /  natuur  /  expressie is zelfexpressie  /  mens kan gedefinieerd worden in algemene termen  / ziel is een passief en onbeschreven blad  /  persoonlijk  /  kunst houdt rekening met de reactie van het publiek  /  energiek en onverzadigbaar  /  kunst is het nabootsen van de uiterlijk zichtbare werkelijkheid  /  individu  /  irrationeel en wegdromen  /  spontaan, simpel, eerlijk  /  kunst beweegt zich binnen de grenzen van een thema  /  kunst houdt rekening met de eigenschappen (beperkingen) van een  medium

 

 

Niet Romantiek

Romantiek

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2. Bekijk de beide afbeeldingen  van Doré en Balzac op pagina 4.2.1. Waarom gaat het hier om Romantiek? Noem  twee aspecten. ('Contes Drolatiques' = koddige verhaaltjes)

 

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

 

3. In de pagina met de citaten van Arnold Hauser (sociale geschiedenis) wordt steeds iets beweerd. Lees de pagina een aantal malen aandachtig door. Probeer vervolgens de weggevallen woorden in de onderstaande, veranderde, citaten terug te plaatsen. De in te vullen woorden staan, in willekeurige volgorde, direct onder deze opdracht.

Noodlot  / Herbelevenis  /  Proces  /  Gekunstelde en hoogdravend  / Verlichting en de Revolutie

 

Citaat 1:

 

De Romantiek wilde een verloren cultuur (bijv. de Middeleeuwen). eenvoudig herhalen en tot nieuw leven wekken. Het gaat hierbij echter niet zozeer om het voorbeeld maar om de:

 

...............................................................................................................................................................

 

Citaat 2:

 

In de Romantiek begon men de aard van de mens en de samenleving te zien als iets voornamelijk evolutionistisch en dynamisch. (Daarvóór: statisch). Het geestelijk zijn werd beschouwd als een:

 

................................................................................................................................................................

 

Citaat 3:

 

De Griekse tragedie, de Gotische bouwstijl, Shakespeare zijn toevallig ontstaan in tijd en ruimte. Kunstgeschiedenis bestudeert een proces. De romantische wereldbeschouwing  realiseerde zich dat alles betrekkelijk was. Het voelde voor de romanticus aan als een  ondergang van de oude cultuur, als een:

 

................................................................................................................................................................

 

Citaat 4

 

Vooral intellectuelen waren teleurgesteld omdat de:  hen niet de politieke macht gaf waarop ze gehoopt hadden. Ze waren overbodig en vluchtten in het verleden waar hun wensen en dromen wel uitkwamen.

 

................................................................................................................................................................

 

Citaat 5.

 

Voor de Romantiek was de burger de enkele en natuurlijke maatstaf voor de mens. Hij kon geen begrip opbrengen voor het Classicisme omdat dat:

 

................................................................................................................................................................

 

................................................................................................................................................................

 

 

4. Bekijk de afbeelding van de schilder Friedrich. (4.2.4.) Een man trotseert glibberige rotsen in een vreselijk storm. Mogelijk staat hij ook op een hoge berg of vulkaan en kijkt in een diepe afgrond met onbehaaglijke mist. Echter, hij lijkt veilig. Zijn nette jas aan, een wandelstok elegant als steuntje. Gevaarlijk?

 

Lees de omringende tekst waarin iets wordt verteld over de levensbeschouwing van de filosoof Immanuel Kant. 

 

Probeer tenslotte uit te leggen wat Kant bedoelt met de ‘eigen benadering van de wereld’ in deze zin:

 

‘Bij kunst hebben we te maken met een eigen benadering van de wereld, een benadering die niet geleid wordt door de eisen en belangen van moraal of nut, maar ook niet door alleen maar vrijblijvend plezier’.

 

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

 

5. Op pagina 4.2.5 lees je over Carl Gustav Carus, een vriend van Friedrich. Carus ontdekte de landschapsschilderkunst als allesomvattend middel om zijn verschillende interessen tot uitdrukking te brengen. Hij schreef brieven over landschapsschilderkunst waarin hij ook blijk geeft de dichter Goethe te waarderen.

Lees de pagina goed door. Bekijk de website over Friedrich (snelkoppeling onder aan de pagina) en geniet van de prachtige afbeeldingen.

Kies tenslotte één afbeelding en leg uit waarom die zo goed bij de Romantiek past. 

Vergeet niet de titel van het werk te vermelden. Gebruik bij voorkeur ook het analysemodel kunst beschouwen ‘beeldend’.

 

Titel:

 

Romantiek, omdat:

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

6. Hier zie je ‘De Kathedraal’ van C.D. Friedrich. Beluister een couplet van ‘Das Grab’ van F. Schubert. De tekst van dat couplet is hierbij ook afgedrukt. Probeer tenminste vijf argumenten te bedenken waarom deze muziek goed bij dit schilderij past. Gebruik zonodig je analysemodellen ‘Beeldend’ en ‘Muziek’.

 

 

De Kathedraal (C.D. Friedrich)

Das Grab ist tief und stille

Und schauderhaft sein Rand.

Es deckt mit schwarzer Hülle

Ein unbekanntes Land.

(Franz Schubert)

   Een couplet van ‘Das Grab’ van F. Schubert

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

7. Johann Gottfried Herder (4.2.6) is de grondlegger van de romantische levens- en wereldbeschouwing. Noem daarvan drie kenmerken.

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

8. Wilhelm Wackenroder (4.2.7) ziet een soort driehoeksverband tussen Mens, Natuur en Kunst. Welk verband is dat en welke rol speelt God daarin?

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

9. Boven pagina 4.2.8. staat: ‘Een nieuw levensgevoel’. Waarop wordt gedoeld wanneer je bedenkt dat gedurende de gehele 19de eeuw het lot van naties nog geheel leek te worden bepaald door aristocraten uit de oude families?

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

10. Charles Baudelaire  is het prototype van de moderne held. Zijn leven lijkt een aaneenschakeling van ellende, maar wat hij schreef in 1863 (‘La modernité ’) veranderde de kunst definitief. Beschrijf kort zijn leven, vat zijn ‘modernité’ samen en wat gebeurde na zijn dood? (4.2.10).

Zijn leven:

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

La modernité:

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

Na zijn dood

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

11. Baudelaire is niet alleen een super romanticus maar ook voorloper van de 20ste eeuwse moderne kunstenaar.

In welke drie opzichten?

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

..............................................................................................................................................................

12. Bekijk de ‘picknick’ van Manet op pagina 4.2.10. Drie vragen: Wat stelt het tafereeltje in werkelijkheid voor, waarom bleek Manet hiermee het prototype van de ‘moderne schilder’ zoals die door Baudelaire is beschreven en welke ‘klassieke’ elementen tref je aan?

a.       Feitelijke voorstelling:

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

b.      ‘Modern’ volgens Baudelaire:

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

c.       ‘Klassiek’:

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

...............................................................................................................................................................

13. De term 'avant-garde' werd voor het eerst gebruikt door Henri de Saint-Simon in zijn ‘Opinions littéraires, philosophiques et industrielles’ in 1825. Wat hield die term in? (4.2.11).

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

14. De schilder Courbet beschouwde zichzelf als een centrale figuur in de politieke en artistieke avant-garde. 'Het realisme is de democratie in de kunst' was zijn slogan.(4.2.11).

Leg uit:

a.       Realisme:

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

b. Het realisme in zijn schilderij: ‘het atelier van de kunstenaar’. Noem vier aspecten.

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

...............................................................................................................................................................

15. Wat is programmamuziek en wat is absolute muziek?

Programmamuziek

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

Absolute muziek:

 ................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

16. Luister naar het muziekvoorbeeld onder aan de pagina. Beschrijf het als programmamuziek én beschrijf het als absolute muziek. Gebruik je analyseschema muziek.

Programmamuziek:

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

Absolute muziek:

 ................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................