CKV-2

Romantiek en Realisme in de 19e eeuw.

Vragen en opdrachten.

Opdracht 1: Lees onderstaande tekst en bekijk de afbeeldingen.

Het grootste museum ter wereld: het Musée Nationale du Grand Louvre

 louvre.jpg (45320 bytes)  < vergroten bovenaanzicht Louvre

Sinds 1993 overtreft het Musée Nationale du Grand Louvre, als één enorm gebouw met zijn pronkstukken, alle dimensies. Als op een dag alle zalen toegankelijk zouden zijn, dan zou het ons moeite kosten om alleen al de weg die van het begin van de schriftelijke overlevering van de mens tot halverwege de negentiende eeuw voert, volledig af te leggen. Het zou nauwelijks lukken om tijdens die rondgang zelfs maar een enkele blik op elk werk te werpen. Overigens is nog niet eens alles in het oude koninklijke paleis bijeengebracht dat ooit voor kortere of langere tijd aan het museum behoorde.

Op deze wijze biedt het Louvre nu slechts een fractie van het wereldtotaal. De zalen voor Oudamerikaanse kunst en voor kunst uit Afrika, Azië en Oceanië, die in het voorjaar 2000 werden geopend, vormen een vreemde eend in de bijt. Verder regeert hier een door Frankrijk en West-Europa bepaalde blik, met de Middellandse Zee als centraal punt. India ontbreekt, net als Indo-China, dat eens door Frankrijk werd bezet en waaraan het Musée Cernuschi gewijd is. Prachtige stukken uit het Verre Oosten zijn uit de collectie gelicht om het zelfstandige Musée Guimet te vormen.

Amerika is voor dit Louvre nog bijna onontdekt. De kunst van natuurvolkeren heeft in Parijs zijn belangrijkste plek nog steeds in het Musée de I'homme des Palais de Chaillot. Slechts de werken die uit het gebied rond de "Middellandse Zee, Egypte, Noord-Afrika en het Nabije Oosten stammen, verraden Frankrijks rol als belangrijke koloniale macht van Napoleons veldtocht naar Egypte in 1798 tot aan de onafhankelijkheid van Algerije in 1962.

Doorslaggevend criterium voor het begin van de collecties van het Louvre is het opkomende schrift bij de hier verenigde culturen. De oudste objecten in het Louvre zijn afkomstig uit de Egyptische Nijldelta, het tweestromenland Mesopotamië en Perzië. In dit werelddeel werd het schrift ontdekt. De weinige stukken van beschavingen van perioden vóór het schrift komen alleen uit Egypte en het Nabije Oosten. Wereldwijd waren de Fransen de eersten die zulke afdelingen in het Louvre inrichtten: al in 1826 ontstond de Egyptische afdeling en nog verbazingwekkender was de inrichting van een Assyrisch museum in 1847.

Waar zoveel naast elkaar te zien was, moesten de objecten opnieuw geordend worden, temeer daar de door Napoleon benoemde directeur van het Louvre, Dominique Vivant Denon (1747-1825), erop stond de werken zo goed en kwaad als het ging in chronologische volgorde op te stellen.

Hubert Robert (de schilder van bovenstaande Grande Galerie) dacht al aan belichting van bovenaf; onder Napoleon probeerde men tussen 1805 en 1810 de lichtcondities te verbeteren. Nog in 1856, toen Hector Lefuel onder Napoleon III eindelijk de bovenverlichting invoerde, was deze oplossing baanbrekend voor de hele wereld. 

Naast het criterium van een schriftelijke cultuur moet een object nog aan een tweede criterium voldoen om een plek in het Louvre te krijgen. Het museum is tot op heden niet gewijd aan dagelijkse voorwerpen, maar ziet zichzelf als onderkomen voor kunst en kunstnijverheid, ook al zijn enkele voorwerpen uit het dagelijkse leven van verdwenen culturen tentoongesteld naast objecten die als kunst zijn vervaardigd of tegenwoordig als zodanig worden beschouwd. Al meer dan 200 jaar ondergaat het museum de voortdurende wijziging van wisselende moderne kunst, nadat het in de bloeiperiode van het classicisme in 1793 werd opgericht. Westerse kunst die tot dan toe werd gemaakt, heeft sindsdien principieel recht op een plek in het Louvre. Maar het al te moderne heeft het zwaar te verduren: voor de actuele moderne tijd veranderden de maatstaven voortdurend. De strijd van gevestigde instituten tegen de avant-garde werd ook door het museum generaties lang meegestreden. Net als elders in de wereld doorbraken particuliere donateurs de weerstand van overheid en conservatoren tegen bepaalde varianten van de nieuwere kunst. Zo kreeg het museum rond 1900 zo veel schilderijen van de weinig gewaardeerde Camille Corot (1796-1875) en zijn tijdgenoten uit de school van Barbizon, dat hun werk hier voor eens en altijd werd verankerd. Na periodes van botte weigering kregen de schandaalstukken van Edouard Manet (1832-1881) net als vele meesterwerken van de impressionisten een plaats in het Louvre. Maar in 1947, direct na de Tweede Wereldoorlog kregen zij in het Jeu de Paume in de tuin van de nabij gelegen Tuilerieën een eigen onderkomen, met uitzondering van enkele tot particuliere collecties behorende schilderijen. In 1986 verhuisde alle Franse schilderkunst na 1848, zodat nu Gustave Courbet (1819- 1877) met de impressionisten en alle kunst, die tot aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een bloeiperiode doormaakte, een plaats vond in een oud stationsgebouw aan de overzijde van de Seine: het Musée d'Orsay

Opdracht 2: Aan welke criteria moet een kunstwerk voldoen, om opgenomen te worden in de collectie van het Louvre?

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

Opdracht 3: Op welke wijze werd de collectie geordend? 

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

Opdracht 4: Bekijk de afbeeldingen (thumbnails !)

louvre1.jpg (59629 bytes)  afbeelding 2: H Robert "La salle des saisons"  Louvre 1802/1803 

louvre2.jpg (74452 bytes)  afbeelding 3: Castiglione de Salon Carre Louvre 1861

louvre3.jpg (19499 bytes)  afbeelding 4 foto Louvre 1989

Terwijl men nu de zeer hoge Salon Carré op een weinig gelukkige manier gebruikt om in didactische volgorde de Florentijnse schilderkunst van Cimabue tot Botticelli te laten zien, was bij in de fijd van Napoleon III de schatkamer van de hoofdwerken: Lippi's 'Barbadori-altaar zat onlogisch boven een deur; Veronese streed met Van Dyck enzovoort. Nergens was het probleem van musea en van de ondoordachte waardering van het eerbiedwekkend oude, dat Paul Valéry in 1923 in 'le problème des musées' zo hekelde, zo manifest als hier. Volgens de schrijver streden de schilderijen jaloers om aandacht en niet ten onrechte merkte hij op dat het oor ook geen tien orkesten tegelijk kon verdragen; daarom zou men het oog een dergelijk geweld ook niet mogen aandoen.

Opdracht 4.1

Vergelijk afbeelding 2 en 3 met elkaar en noem verschillen. Ga uitsluitend in op de belichting.

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

Opdracht 4.2

Vergelijk afbeelding 3 en 4 met elkaar en noem verschillen. Ga uitsluitend in op de wijze van tentoonstellen en betrek in je antwoord 'le problème des musées' van Paul Valéry.

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................

einde