Een 'rhapsodie' is een 'karakterstuk'. Een soort programmamuziek zonder een

echt concreet buitenmuzikaal gegeven. Karaktermuziek werd gebruikt om de

fantasie van de luisteraar in een bepaalde richting te duwen.

ongebonden...

notities bij de visie van Dr. Eduard Hansliek in zijn boek: Vom Musikalisch - Schönen.

Inleiding:

In de Romantiek is er veel 'gebonden' muziek gecomponeerd. muziek, die verbonden is met een buitenmuzikaal gegeven.

Zo is een lied gebonden aan een tekst, de opera ontwikkelt tot een 'Gesamtkunstwerk'. waarin verschillende takken van kunst samenkomen (in kostuum, decor en toneelbeeld, toneelspel, muziek en zang, dans). Instrumentale muziek kan ook gebaseerd zijn op een buitenmuzikaal gegeven: in de muziek kan men trachten een natuurgebeuren uit te beelden of een gedicht of schilderij of iets dergelijks. Zolang er muziek bestaat die poogt iets anders drukken dan datgene wat slechts met muziek verklankt kan worden, vindt er al discussie plaats, in hoeverre het mogelijk is om muziek iets anders te laten zijn dan een spel van klanken.

Eduard Hanslick was een gevreesd muziekcriticus, die zich met hand en tand verzette tegen de gedachte, dat muziek gevoelens en of gebeurtenissen zou kunnen weergeven. In 'Vom Musikalisch - Schönen' beschreef hij zijn visie. Het werk is in 1892 - met toestemming van Dr. E. Hanslick voor Nederland bewerkt en geannoteerd door D. Kiehl.  Hieronder volgt een korte beschrijving van de inhoud van het werk van Hanslick:

Een wetenschappelijke benadering vergt een objectieve kijk. Ten onrechte wordt de muziek beoordeeld naar de denkbeelden die de betreffende muziek bij de luisteraar oproept. De verbeelding wordt weliswaar altijd geprikkeld door associatie, maar verbeelding kan niet de grondslag zijn voor esthetische wetten. Teksten en opschriften die aan muziek worden toegevoegd, dwingen de luisteraar op een spoor dat afleidt van de muziek zelf ('dwangvoorstelling').

Als muziek op bovengenoemde, subjectieve wijze wordt beoordeeld, zal de visie op de betreffende muziek ook steeds veranderen. (Bijvoorbeeld: in de Barok dacht men een ultieme uitingsvorm te hebben gevonden in de affectenleer, later werd de muziek van Mozart omschreven als 'een uitbarsting van hevige hartstocht, strijd en smart' - totdat Beethoven bekend werd en ga zo maar door ... )

De inhoud van muziek is niet de uitdrukking van een gemoedsgesteldheid. Muziek bestaat uit grondstoffen als ritme, melodie, toonsoort, harmonie en klankkleur en dient dus beoordeeld te worden op zuiver muzikale eigenschappen.

Geestelijke liederen die gebaseerd zijn op melodieën van ('stoute') volksliedjes vormen het bewijs voor de stelling dat de tekst geen invloed heeft op de muziek. De opera stelt dramatische en muzikale eisen, maar dient altijd in de eerste plaats van de muziek uit te gaan. Het drama dient op de tweede plaats te komen. Muzikale schoonheid is niet hetzelfde als het voorstellen van gemoedstoestanden. Wat dan wel? De muzikale schoonheid ligt in de tonen en hun verbinding, in ritme, melodie, harmonie en klankkleur. Schoonheid is te vinden in de muzikale gedachte die wordt uitgedrukt en niet in de schildering van een bepaalde hartstocht.

Men kan het muzikaal karakter wel aanduiden met een term als 'melancholiek' of 'kil' of 'innig', maar men dient te allen tijde uit te gaan van de MUZIKALE inhoud.

("Het hartstochtelijk effect van een thema ligt niet in de gewaande overmatige smart van de componist, maar in de gebruikte overmatige intervallen, niet in het trillen van zijn ziel, maar in het tremolo van de pauken, niet in het smachten van de componist, maar in de chromatiek van de muziek. Waar het muzikaal-schone ontbreekt, wordt dit niet vergoed door het toevoegen van grootse gedachten, waar het muzikaal- schone bestaat is elke toevoeging overbodig.")

De componist werkt vanuit een verhoogde stemming, niet vanuit een overweldigende emotie, vergelijk een beeldhouwer die een steen tot een bepaalde vorm beitelt. Men componeert niet vanuit het gevoel, men componeert vanuit een speciaal ontwikkelde muzikale aanleg. De componist legt zijn karaktertrekken in zijn werk, deze versmelten tot een compositie. Het muzikale scheppen is dus niet gelijk aan improviserend het gevoel ontlasten, maar is het vormen van een klankwerk. De uitvoerend musicus is veel subjectiever, deze mag weldegelijk zijn gevoel in de muziek leggen.

(Hanslick maakt een onderscheid tussen 'verbeelding' en 'fantasie', waarbij hij het eerste afkeurt en het tweede noodzakelijk acht. 'Verbeelding' verwijst per definitie naar iets buitenmuzikaals, terwijl er wel zoiets als muzikale fantasie bestaat)

Muziek kan weliswaar een stemming oproepen, kalmerend of opvrolijkend werken, maar het is niet wetenschappelijk bewezen, dat muziek een geneeskrachtige werking kan hebben. De fysieke werking van muziek (oor, hersenen, strottenhoofd, longen e.d.) kan onderzocht worden, maar hoe de muziek vervolgens gemoedstoestanden bij de luisteraar bewerkstelligt, is niet duidelijk.

"Hoe krachtiger lichamelijk overweldigend de muziek is, des te geringer is het esthetisch aandeel (overigens is deze stelling niet omkeerbaar!)"

De wetenschappelijke ontwikkeling wordt belemmerd door de overmatige waarde die men hecht aan de uitwerking van muziek op het gevoel, waar me uitgaat van muziek als hypnotiserend verschijnsel. ("Als men in de verbeelding een voorstelling maakt bij de muziek, luistert men niet echt". Dit 'hypnotisch' of 'pathologisch' luisteren is niet intellectueel.)

De ware inhoud van de muziek is het tonenweefsel. De luisteraar mag zich niet willoos laten meeslepen- "Het Schone behoort genoten, niet ondergaan te worden!" Esthetisch horen is een kunst, men hoort de muziek om de muziek en luistert niet om een stemming op te roepen. De muziek is niet voortbrengster, maar voortbrengsel.

"De verhouding tot de natuur is voor iedere zaak de voornaamste, de eerbiedwaardigste en de belangrijkste."

Kunsten hebben een dubbele betrekking tot de natuur: zowel het materiaal als de inhoud komt voort uit de natuur.

Stof voor de muziek die door de natuur geboden wordt, ligt in het ruwe materiaal-. de zuivere, meetbare toon. Harmonie en melodie zijn scheppingen van de menselijke geest, deze komen als zodanig in de natuur niet voor.

Ritme komt wel als zodanig in de natuur voor, het bestond reeds voor de mens

(De schrijver geeft het voorbeeld van de muziek der Zuidzee eilanders: 'natuurlijke muziek'' want in het geheel geen muziek. De Tiroler boer, die zingt maakt 'kunstmatige muziek', dit is wel muziek, volgens Hanslick)

De natuur biedt de muziek geen voorbeeld: "Niet aan de stemmen van de dieren, maar aan hun darmen, staart of blaas heeft de muziek het meest te danken." Hout of metaal bv is de stof voor de toon, de toon is de stof voor de muziek, maar waar haalt de componist dan de stof (in de betekenis van sujet) vandaan?

Een schilder, beeldhouwer of dichter werkt naar een voorbeeld, dat de natuur hem geeft, de kunstenaar herschept. De componist heeft geen voorbeeld. Muziek moet, evenals de bouwkunst, uit het niets geschapen worden, de componist schept iets, wat niet van deze wereld is. (Hanslick schreef zijn werk in de vorige eeuw en ging uit van figuratieve beeldende kunst. Muziek wordt behandeld als zijnde de enig mogelijke abstracte kunstvorm.)

De inhoud van de muziek dient slechts het toonmateriaal te zijn, 'inhoud' mag niet verward worden met 'onderwerp'. Muziek spreekt door tonen en in tonen.

Van inhoud kan alleen sprake zijn als er een vorm tegenover staat. De muzikale thema's zijn de werkelijke inhoud, elke andere inhoud wordt afgewezen. ("Een slecht teken voor de muziek, als er een opschrift nodig is: zij is niet uit de diepte van het inwendige opgeborreld, maar geprovoceerd door een uitwendige stoot!")