Natura non fecit saltum

(de natuur heeft geen sprong gemaakt)

Duret geschilderd door Edouard Vuillard

Théodore Duret, een Parijse kunstcriticus, publiceerde in 1878 'Les Peintres impressionistes', waarin hij als één van de eersten wees op de verwantschap in de artistieke doeleinden van de impressionisten en de Japanse kunst.

De impressionisten brachten niet zich zelf voort; zij groeiden niet als paddestoelen. Zij zijn een produkt van de organische groei van de moderne Franse schilderschool. Natura non fecit saltum (de natuur heeft geen sprong gemaakt), net zo min in de schilderkunst als in wat dan ook. De impressionisten stammen af van de naturalistische schilders; hun voorouders zijn Corot, Courbet en Manet. Aan deze drie meesters dankt hun schilderkunst die eenvoudige schildertechniek met impulsieve toetsen, die bestaan uit brede streken en het opbouwen van massa's, die de tijd uitdaagt. Aan hen danken wij die heldere kleuren in een schildertrant, die nu bevrijd is van lood en bitumen', van chocola en tabaksap, van verbrand vet en broodkruimels. Aan hen danken wij het buiten schilderen, het gevoel voor niet alleen maar kleur maar voor die kleine kleurgradaties, die wij tonen noemen en die zelfs nog belangrijker zijn voor de verbinding tussen de atmosfeer die het schilderij laat oplichten en de algemene tonaliteit van de objecten die er op geschilderd zijn.

Bij al wat de irnpressionisten van hun voorgangers erfden kwam nog de invloed van de Japanse kunst.

Als je langs de Seine-oevers in Asnières slentert, kun je in één blik het rode dak en de stralend witte muur van een boerenhuis, het tere groen van een populier, het gele vlak van de weg, het blauw van de rivier in je opnemen. In de zomer zal elke kleur midden op de dag scherp lijken, intens, zonder mogelijkheid om de verzadigingsgraad te verminderen of te hullen in een algemene halftoon. Dit mag vreemd schijnen maar het blijft waar en we moesten op de komst van de albums met Japanse prenten wachten voor iemand het aandurfde om aan de rivier te gaan zitten om een onbeschaamd rood dak, een witte muur, een groene populier, een gele weg en blauw water naast elkaar op het doek te zetten. Voordat de Japanse kunst zijn intrede deed, loog een schilder altijd. De natuur met zijn stoutmoedige kleuren was voor iedereen te zien maar op doek was al wat je zag bloedeloze kleuren, die verzwolgen werden in een algemene halftoon.

Zo gauw de mensen de Japanse prenten onder ogen kregen, waarin de meest levendige, doordringende kleuren naast elkaar waren gezet, begrepen ze eindelijk dat er nieuwe methodes waren om bepaalde effecten in de natuur weer te geven, waarvan men tot dan toe gedacht had dat ze onmogelijk waren weer te geven en die duidelijk de moeite waard waren om te proberen.

Want deze Japanse platen, die men aanvankelijk slechts voor onbehouwen kleurenmelanges hield, waren treffend realistisch.... De Japanse kunst brengt de ware verschijningsvorm van de natuur over door een stoutmoedig, nieuw koloriet. Onvermijdelijk trekt dit de belangstelling van zoekende kunstenaars en zo heeft het de impressionisten sterk beïnvloed.

Nadat de impressionisten van hun onmiddellijke voorgangers in de Franse school de direkte manier van buiten schilderen naar aanleiding van de eerste indruk met een levendige penseelstreek hadden overgenomen en de stoutmoedige, nieuwe werkwijze van het Japanse koloriet hadden begrepen, begonnen zij op dit fundament hun eigen oorspronkelijkheid te ontwikkelen en zich aan hun eigen gewaarwordingen en gevoelens over te geven.

Emile Zola (1840-1902) was een bekende romanschrijver en kunstcriticus. In 1868 schilderde Manet zijn bekende portret met Japanse voorwerpen op de achtergrond.

Dát nu hebben de impressionistische schilders gebracht: een nauwgezet onderzoek naar de oorzaken en de effecten van het licht, dat van evenveel invloed is op de tekening als op de kleur. Men heeft hen er terecht van beschuldigd geïnspireerd te zijn door de zo belangwekkende Japanse prenten, die tegenwoordig onder ieders bereik zijn. Men zou hier die prenten moeten bestuderen en aantonen wat deze zo heldere en verfijnde kunst uit het Verre Oosten ons westerlingen heeft geleerd. De antieke, kunstzinnige beschaving ging er prat op over die zaken alles te weten.

Onze donkere schilderkunst, onze schilderkunst uit de bitumenschool is er zeker door verrast en is, oog in oog met die doorschijnende horizonten, die mooie trillende vlekken van de Japanse aquarellisten, weer aan het studeren geslagen. Daarin school een eenvoud aan middelen en een intensiteit aan effecten, die onze jonge kunstenaars heeft getroffen en ben de weg op heeft geduwd van een met licht en lucht doordrenkte schilderkunst, waar nu alle nieuwkomers met talent zich op begeven. En dan spreek ik nog niet over de uitgelezen kunst van de Japanners wat betreft het detail, over hun zo rake en verfijnde tekenwijze, over heel die naturalistische fantasie, die voortkomt uit de directe waarneming tot in de meest vreemde uithoeken. Ik zal er evenwel aan toevoegen dat, al is de invloed van de Japanners uitstekend geweest om ons onder de invloed van de bitumen vandaan te halen en ons de lichte vrolijkheid te laten zien, een opzettelijke imitatie van een kunst, die niet uit ons ras noch uit ons milieu voortkomt, tenslotte niet meer dan een onverdraaglijke modegril zou blijken. Het Japonisme heeft zijn goede kanten maar het moet niet overal opgelegd worden, anders zou de kunst een snuisterijtje worden.

Daar ligt onze kracht niet. Wij kunnen niet als het laatste woord van ons scheppend vermogen aanvaarden die al te naïeve vereenvoudiging, die merkwaardig effen tinten, dat raffinement van de lijn en de kleurvlek. Dat alles brengt er geen leven in en wij moeten er leven in brengen.

02-04-2010  CKV-2

In de lente van 1876 werd in de Rue Le Peletier de tweede tentoonstelling van de impressionisten gehouden, waar Monet onder andere een portret van Madame Monet in een rode Japanse kimono exposeerde. Hieronder volgt een kritiek van deze tentoonstelling.

Deze donderdagmorgen hebben de 'Impressionalisten' of, als u dat liever heeft, de 'Onafhankelijken', hun tweede tentoonstelling geopend. Zij hebben de galerie van Monsieur Durand-Ruel in de Rue Ie Peletier geleend', drie grote zalen waar gedurende een maand hun werken zullen worden onderworpen aan het oordeel van de kenners. Dankzij een gelukkig systeem van ophangen zijn de werken van elke kunstenaar samen te zien, wat de beschouwen in staat stelt van de details over te gaan op de algemene indruk en een oordeel te vormen dat gebaseerd is op het werkelijke oogmerk van de kunstenaar.

De bijdrage van Monsieur Monet bestaat uit een serie landschappen die direkt naar de natuur zijn geschilderd in Petit-Gennevilliers of bij Argenteuil; zij dragen alle het kenmerk van de frisheid van hun uitvoering, van hun echte uitstraling en het prachtige licht dat zij ten toon spreiden. Maar Monsieur Monet is vastbesloten geweest om te bewijzen, dat hij  andere dingen even goed kan. Hij heeft een wel heel verrassend levensgroot portret vervaardigd. Het stelt een jonge Parisienne voor met een schalkse uitdrukking op haar gezicht en met blond haar,  in een Japans gewaad van uitzonderlijke rijkdom. Dit gewaad van rode gewatteerde zijde is overdekt met zijden en gouden borduursels en fantastische figuren in opvallend relief. Met een gracieuze beweging wendt de vrouw, die met een waaier speelt, zich naar de beschouwer. De figuur steekt af tegen een neutrale blauwe achtergrond en staat op een bamboemat. Kunstliefhebbers die uit zijn op een stevig koloriet en krachtig impasto zullen deze tamelijk vreemde figuur een waar feest voor het oog vinden.