vLink=#800000>

verzamelen

verzamelen

Hoe ging men om met de voorwerpen die men uit de pas ontdekte culturen meebracht? Immers, in de eerste eeuwen van de ontdekkingsreizen werden hele scheepsladingen vreemde planten, dieren en door vreemde volkeren vervaardigde objecten naar Europa gebracht.
Europese machthebbers wierpen zich al snel op als collectioneurs van deze voor Europese ogen nieuwe en bizarre spullen. In 1519 al stuurde Cortès een grote verzameling Indiaanse voorwerpen naar Karel V. De voorwerpen werden in Brussel tentoongesteld, waar Albrecht Dürer een van de weinigen was die echte bewondering voor de objecten uitte. Tekenend in dit opzicht is dat alle sieraden uit de collectie kort na de tentoonstelling vernietigd werden: de edelstenen werden verwijderd en het goud werd omgesmolten. 
Over het algemeen werden de objecten ondergebracht in gedecoreerde kamers, soms per gebied verdeeld (bijvoorbeeld West-indië en Oost-indië), soms per thema (wapens, vaatwerk etc.) Deze indelingen waren nog niet erg strak en de nadruk werd gelegd op het 'oorlogsbuitkarakter' van de objecten. Het waren overigens niet alleen vorsten die zich bezighielden met verzamelen. Ook rijke burgers begonnen aan het eind van de 16de eeuw met het aanleggen van collecties. 

Dergelijke verzamelingen werden ondergebracht in 'Wunderkammern' of curiositeitenkabinetten.  

 

Aan het eind van de 16de eeuw werd het gebruikelijk om binnen zo'n verzameling naar een zeker evenwicht te streven. De collectie moest zo breed mogelijk zijn, een soort 'wereld-in-het-klein'. Naast gebruiksvoorwerpen uit zoveel mogelijk verschillende gebieden behoorde daar geologisch, biologisch en zoölogisch materiaal toe. En ook objecten uit de eigen Europese geschiedenis, zoals schilderijen, munten en klassieke beelden, kregen een plaats in de collecties. Vaak maakte men een indeling in natuur- en cultuurprodukten. De verzamelingen dienden voor persoonlijke studie of als prestigestuk.  

Na deze eerste fase van de kennismaking met objecten uit niet-westerse culturen volgt in de 18de eeuw de periode van de categorisering ervan.  Het beschrijven en ordenen van alle natuurlijke, waarneembare verschijnselen wordt het hoofddoel van 18de-eeuws wetenschappelijk onderzoek. De encyclopedie is een van de bijpassende wetenschappelijke uitwerkingen van deze empirische onderzoekmethode. 

Nu ook begint een ontwikkeling in het Europese denken, die voor het ontstaan van de wereldtentoonstellingen van groot belang is. Men gaat een verticale hiërarchie veronderstellen in de planten- en dierensoorten, dat wil zeggen van eenvoudig naar gecompliceerd. Deze ordening past men vervolgens ook toe op de verschillende volkeren: men onderscheidt primitieve of wilde volkeren en beschaafde volkeren. En op deze manier worden dus ook de door de mens vervaardigde produkten geclassificeerd: van de eenvoudige gebruiksvoorwerpen van de schriftloze culturen naar de produkten van de beschaafde wereld.

Natuurlijk is dit in de 18de eeuw geen nieuwe visie. Al vanaf de eerste kennismaking in de late 16de eeuw werd de Indiaan beschouwd als een wilde, een barbaar, ja zelfs werd de vraag gesteld of Indianen wel mensen waren. In de eeuw van de Verlichting wordt dit denken gefundeerd door een wetenschappelijk systeem, waarbij de tegenstelling primitief-beschaafd wordt gebruikt om de vele voordelen van de (Europese) beschaving aan te tonen. Een heel enkele keer ook figureert de 'edele wilde' juist om de nadelen van de beschaving aan het licht te brengen. Dit gebeurt bij Rousseau, een van de eerste critici van de Europese cultuur. De volgende stap die in de 18de eeuw gezet wordt, is om deze tegenstelling tussen wild en beschaafd historisch te gaan beschouwen. 

Niet meer ziet men een lndiaanse verentooi als een bizar en verbazingwekkend voorwerp, rnaar als een voorbeeld van een produkt van een volk, dat nog in het primitieve stadium verkeert, een stadium waar de Europese mens zich allang aan heeft ontworsteld. 

Er wordt een opgaande lijn van primitief naar beschaafd in de geschiedenis gezien; de vooruitgangsidee is geboren. 

Kerngedachte is dat de mensheid zich opwerkt van primitief naar beschaafd door zijn verstandelijke vermogens steeds verder te ontwikkelen.

In de 18e-eeuwse geschriften van verlichte denkers als Voltaire en Diderot wordt deze visie voor het eerst naar voren gebracht. In zijn 'Essai sur les moeurs et l'esprit des nations' van 1751 doet Voltaire een eerste poging de verschillende volkeren onder te brengen in een wereldgeschiedenis, een beschavingsgeschiedenis. China, lndië en Arabië komen er nog goed van af in zijn oordeel over de mate van beschaving. Van China zegt hij zelfs dat de beschaving daar in sommige opzichten verder is gevorderd dan in Europa. Deze tamelijk positieve waardering voor China correspondeert met de 18de-eeuwse mode in Europa om Chinese kunstvoorwerpen in huis te halen, de zogenaamde 'chinoiserie'. Anders is het in zijn visie achtergesteld met de schriftloze culturen: de Indiaanse en Afrikaanse volkeren fungeren als een soort nulpunt in de wereldgeschiedenis.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel cultuur en maatschappij voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven.


02/02/2010 
CKV-2