Olga de Amaral (1932-):"Muro tejido como Malla" (200 x 175 cm), 1970, Columbia.

(Getoond op de 5e Biennale van Lausanne in 1971).

Materiaal: paardehaar en wol;

techniek: apart geweven banden gaan over in omwikkelingen (spiraalvormig) en hangen dubbel om een paal. Deze elementen zijn onderling gevlochten. Gemaakt in eigen atelier.

Amaral studeerde architectuur in Bogota en textieldesign in de U.S.A. Zij is tegenwoordig hoofd van de textielafdeling aan de Universidad de Los Andes in Bogota en leidt een grote handweefwerkplaats, waar bekledingsstoffen en tapijten worden gemaakt. Tussen het besturen van een dergelijk bedrijf en haar eigen vrije werk bestaat een wisselwerking. Het hebben van zoveel vakkundige assistentie zorgt ervoor, dat haar werk zich snel kan ontwikkelen.

Zij begint zich pas in de 2e helft van de jaren zestig op grote schaal met textielkunst bezig te houden.

Eerst ontwikkelen zich de kelimweefsels, dan de omwikkelingen en vervolgens legt zij zich toe op het gebruik van voorgeweven en vooromwikkelde bundels om te vlechten. Op deze wijze ontstaan de voor haar zo kenmerkende monumentale"muren".

Door hun gelaagdheid (2 tot 4 lagen) werken zij 2-zijdig. Vaak zijn ze verschillend in stijl en techniek met een ruige, aardse textuur in vaak sombere kleuren (met een paar gloeiende kleuren als lichten erin verwerkt).

Amaral is een fenomeen in Zuid-Amerika en haar invloed in de U.S.A. en Europa, via de Biennales, is enorm groot.

Haar vlechttechniek is ontleend aan de indiaanse weefkunst in Midden- en Zuid- Amerika (vgl. werk van Hicks, 100, 123 en van Rossbach, 111, 129).

Eigendom van de kunstenaar.