a Anne Young (Engeland, 1958-)- "Encroach" (1 6 x 1 9 cm), 1980. (Getoond op de 4e Miniatuurtextiel-biennale van Londen, 1980).

Materiaal: verschillende gescheurde repen van geweven en bedrukte stof, die weer gedeeltelijk gebleekt zijn;

techniek en konstruktie: borduren.

Opvallend is hier hetgebruikvan borduursel op een geheel eigen en onconventionele manier. Niet als verfraaiend toevoegsel, maar als textuur, als huid die tegelijkertijd de konstruktie bepaalt. De herontdekking van het borduren is de ontdekking geweest van de laatste twee miniatuurtextiel-biennales (1978, 1980). Het maas- en stopwerk van Hicks speelt hierbij een grote rol (vgl. 150). Young is een jonge Engelse textielkunstenaar die haar opleiding nog maar pas heeft afgesloten.

Het is interessant te zien hoe het procesmatige karakter van de hier getoonde vormgeving aansluit bij de ontwikkelingen van de late jaren zeventig in het algemeen en de ontwikkeling van de miniatuurtextiel in het bijzonder.

Eigendom van de kunstenaar.

b Patricia Spencer (U.S.A., 1943-). "Uwex" (1 7 x 20 x 18,75 cm), 1980. (Getoond op de 4e Miniatuurtextiel-biennale van Londen, 1980).

Materiaal, techniek en konstruktie: handgeschept papier van katoenvezels.

De vellen zijn geverfd en in meerdere lagen geplet (vervilt) en vervolgens weer gespleten.

Op verschillende "bladen" van de zo gevormde, brokkelige bundel is applikatie toegepast van kleinere stukken van hetzelfde materiaal, van jute en katoen, alsmede van borduursel (vgl. 157 a).

Ook hier geldt dat de werkwijze, het materiaalgebruik (eigengemaakte materialen) en de beeldtaal karakteristiek zijn voor de manier van werken in textiel van de late jaren zeventig.

Invloeden van Rossbach (129), de Jacobi's (147), Hill (152) en Di Mare (156 a, b) zijn aanwezig. Ook verwantschap met andere textielkunstenaars is aannemelijk. (Hoyer, 149, Glashausser, 160).

Eigendorn van de kunstenaar.