Barokkloskanten; "Pottenkant", Vlaanderen (waarschijnlijk Antwerpen), ± 1655 -1660.

Breedte: 25,5 cm, materiaal.- linnen;

techniek: linnen-, vlecht- en ajourslag (of vetergatslag, vgl. 33.2, kloskant).

Deze kant laat parallel aan de ontwikkeling bij de naaldkanten (vgl. 40, 41) de scheiding tussen patroon en fond (rond mazenfond) zien. Karakteristiek voor deze hoog-barokkanten is het patroon van vazen met daarin, streng symmetrisch gerangschikt, uitwaaierend bloem- en bladwerk. De verfijning van de techniek (combineren van verschillende slagen) maakt een rijker en ingewikkelder patroon mogelijk.

Particuliere collectie, Margaret Simeon, Engeland.