Magdalena Abakanowicz (1930-):"Witte Compositie"(103x 107 cm),. Polen, 1962.

Geweven in een vrije techniek, ontleend aan Hoofse boerenweefsels in de kilim- techniek (vgl. 2.2 e), met natuurlijke materialen. Dergelijke kleden ontstaan tijdens het weven en niet langer middels een carton. De materialencombinaties zorgen voor een karakteristieke textuur (huid) met een geheel eigen zeggingskracht. Abakanowicz speelt sinds 1955 een grote rol in het Pooise kunstieven, waar zich na de 2e wereldoorlog een met Tsjechoslowakije vergelijkbare ontwikkeling voltrekt.

Op verschillende kunstakademies (Warschau, Krakau, Lodz, Sopot) en ateliers- werkplaatsen worden Pooise boerenweefsels en -kleden bestudeerd. Dit leidt tot individuele weefexperimenten, waarbij aandacht voor materiaal, textuur en structuur (opbouw) de belangrijkste uitgangspunten zijn. Deze aandacht resulteert in een heroriëntatie op materialen en hun eigenschappen en een heroriëntatie op de betekenis van textiel (functionele en symbolische aspekten).

Hiermee is de weg geopend naar een volslagen andere benadering van het "wandtapijt", tegengesteld aan de traditionele opvatting (het decoratieve plaatjes naweven).

Magdalena Abakanowicz:"Violet" (150 x 100 cm, detail), Polen, 1962.

Atelier: experimenteel atelier, Varsovic;

materiaal: sisal, paardehaar, en wol.

Het gebruik van steeds meer verschillende materialen (als b.v.: sisal, grofgesponnen wol, jute, raffia, metaaldraad, bont, paardehaar, kunstvezels e.a.) en technieken versterkt de textuur en de structuur zodanig dat er sprake is van reliëf.

Deze "wilde structuren" maken, dat het kleed als het ware losgroeit van de muur.

A: eigendom van de kunstenaar, b: Galerie Pauli, Lausanne.