TEXTIELKUNST (Textiele Werkvormen voor havo/vwo)


DE ONTDEKKING VAN MATERIALEN EN TECHNIEKEN

Ordening en ritme, verfraaien en versieren, 3000 v.C. - 1500 n.C.


De nummers verwijzen naar afbeeldingen.

Dankzij de zorgzame wijze waarop en de klimatologische omstandigheden waaronder de mens ten tijde van de oude beschavingen zijn doden heeft begraven, hebben wij een idee over de rol die textiel in die tijd heeft gespeeld. Omdat het intensieve gebruik en de aard van het materiaal op de lange duur leiden tot slijtage en vergaan, moeten wij onze kennis baseren op vondsten van textielresten en gereedschappen (zoals b.v. weefgewichten en spintollen) die noodzakelijk zijn geweest om textiel te maken (1 a en 1 b)

De gebruikte materialen (vezels), de manier waarop deze werden verkregen en de technieken om deze te verwerken zijn af hankeijk van het klimaat, de plaats, de tijd en het beschavingsniveau van de bevolking.(2)

De vezels variëren van vlas (Egypte), katoen (India), wol (Mesopotamië), hennep en netelplanten tot zijde (China). Oorspronkelijk strikt gescheiden ontwikkeld en gebruikt, zien we pas veel later door de handel een uitwisseling en een meer verscheiden gebruik van deze materialen tot stand komen.

De verschillende verfmethoden zorgen vervolgens voor kleur en samen met de ontwikkeling van het weven leidde deze kombinatie tot het ontstaan van patronen. Omdat b.v. wol veel gemakkelijker is aan te verven dan linnen, heeft dit op haar beurt konsekwenties gehad voor het versieren en voor de ontwikkeling van patronen.

De eerste omvangrijke textielvondsten stammen uit Koptische graven in Egypte (vanaf ± de 2e eeuw na Chr.) en bestaan uit de linnen hemden (tunica's) waarin men zijn doden heeft begraven. De hemden zijn versierd met clavi (banden, randen en stukken) die met inslagdraden van wol plaatselijk, met behulp van "de vliegende spoel", zijn ingeweven.

De wijze waarop en de vorm waarin deze versieringen tot stand komen zijn onderhevig aan invloeden uit verschillende kultuurgebieden. Zowel Egyptische, klassiek-hellenistische als oosterse (Sassanidisch Perzië) en later islamitische elementen spelen hierbij een rol. We kunnen globaal een ontwikkeling constateren, die loopt van naturalistisch, plastisch en figuratief naar abstrakt, waarbij christelijke en later islamitische invloeden duidelijk naar voren komen (3, 4, 5).

Zijdeweverijen zijn ontstaan rond handelsknooppunten (opslag-, doorvoer- en eindstations van de karavaanwegen uit China) in de van oorsprong klassiek-hellenistische kultuur- en handelscentra: Antiochië, Damascus en Alexandrië (6 b). Deze centra ontwikkelen een hoogstaande patroonweeftechniek (6 a Samitum). Dit zal tot in de 11 e eeuw de belangrijkste zijdeweeftechniek blijven.

Het patroonweven in zijde wordt verfijnd in Sassanidisch Perzië met behulp van de, na veroveringen meegenomen, Syrische wevers (7) en vervolgens overgenomen door de Byzantijnen (8, 9). Tegelijk met de overname van deze technische kennis wordt ook de"mengkroes" aan invloeden, stijlen en ornamenten "eigendom" van de Byzantijnse beschavingswereld (oorspr. Oost-Romeinse rijk), die een brug zal gaan vormen tussen het Oosten en het Westen.

Van uitermate grote betekenis voor de ontwikkeling van de weverijen is de zijdeteelt die in Byzantium zelf wordt opgezet (5e, 6e eeuw) na de legendarische smokkel van zijderupsen in holle staven door twee reizenden monnikken. Daarmee kwam een einde aan het al eeuwen durende zijdemonopolie van China. Van hieruit werd de ruwe zijde immers naar het Midden-en Nabije-Oosten getransporteerd en dan verdèr naar het Romeinse rijk.

De schitterende Byzantijnse zijdeweefsels vormen een bron van fel begeerde luxe in hetzich moeizaam ontwikkelende Europa van nade val van hetWest-Romeinse rijk en zij zullen dat tot diep in de middeleeuwen blijven. Deze weefsels zijn de esthetische norm voor de Europese hoven. Tevens worden ze als enig passende verpakking beschouwd voor de belangrijke relikwieën in onze christelijke wereld. De textiel-ornarnentiek en -techniek in West-Europa is hierdoor voortgekomen uit de Byzantijnse textielvormgeving.

Deze ontwikkeling voltrekt zich langs een aantal lijnen. Allereerst via de handel (met name beheerst door Venetië). Ten tweede via Sicilië, welk eiland een mengelmoes van beschavingen en stijlen is (Grieks, Romeins, Byzantijns, Islamitisch en Scandinavisch), vooral tot bloei gekomen onder de Duitse keizer Frederik II van Hohenstaufen, die van Sicilië een 'kunst- en kultuurcentrum wist te maken (10, 11). Bij het ineenstorten van deze kuituur en later, bij de ondergang van het Byzantijnse rijk, zien wij hoe handwerkslieden (wevers, borduurders, stuewerkers e.d.) elders in Italië werk vinden en hoe de steden in Italië (o.a. Venetië zelfstandig handel gaan drijven met de stapelplaatsen in het oosten.

Deze ontwikkelingen leiden tot de revolutionaire opkomst van de Italiaanse stadsstaten, en uiteindelijk tot de renaissancecultuur in West-Europa (12, 13 a, b, 17).

(14)

Het hierboven geschetste proces wordt in de 14e en 15e eeuw versneld door de "rage" die er ontstaat voor (opnieuw) de oosterse (Chinese) vormgeving. Dit is een gevolg van de grote reizen (Marco Polo, Vasco da Gama, e.a.), en de enorme uitbreiding van de handel, die onze horizon, zowel geografisch als kultureel, hebben vergroot.

De bizarre en fantastische Chinese wereld van fabeldieren, draken, vogels en mensfiguren wordt in het westen gretig opgezogen en schijnt wonderwel te passen in de alsmaar flamboyanter wordende laatgotische stijl (19)

De geweven stoffen worden gebruikt voor kleding en als muurbespanning, vooral in Italië. In de noordelijke streken worden vanaf de 11e eeuw geweven wandtapijten met voorstellingen tegen de muren gehangen. Niet alleen ter verfraaiing, maar ook om koude, tocht en vocht buiten te sluiten.

De techniek van het tapijtweven is met de kruistochten meegenomen uit het oosten (namen als"Saraceense- of heidense" techniek wijzen in die richting) en wordt in het begin voornamelijk toegepast in Duitse kloosters. Deze kleden worden niet alleen ter versiering van de kloosters en kerken geweven, maar ook om de gelovigen een stripverhaalachtige illustratie te geven van de Heilige Schrift. Lezen en schrijven, immers, zijn voorlopig vooral verworvenheden van kloosterlingen en ambtenaren (15, 16).

De vormgeving van de wandtapijten roept in eerste instantie herinneringen op aan de Byzantijnse vormenwereld (zijdeweefsels, mozaïeken en ikonen), zoals ook de goudborduursels sterk doen denken aan zijdeweefsels (vgl. 10, 17). In de loop van de 14e en 15e eeuw, parallel aan de opkomst van de steden, de handel en het gildewezen, worden tapijten steeds meer gebruikt om individuele behuizingen te verfraaien. Of, als geschenken voor kerken en kapellen, in opdracht besteld en in speciale ateliers geweven (18 a, b).

Als de nieuwe manieren van oorlogvoeren de ongenaakbare vestingen overbodig hebben gemaakt, zien wij hoe de verbouwde en nieuwe kastelen uitgroeien tot hoofse cultuurcentra, waar de wandtapijten bijdragen tót het aanzien van de eigenaar. Het ligt voor de hand dat deze ontwikkeling zal leiden tot een themaverschuiving in de voorstelling van de wandtapijten.

Zo is er een einde gekomen aan een periode die wij in het westen de "Middeleeuwen" noemen waarin kerkelijke en feodale strukturen het leven beheersen en de mens zijn plaats en zijn plichten kent.

Het is moeilijk om exact aan de geven waaren wanneer de drempel naarde nieuwe tijd wordt overschreden, omdat dit van gebied tot gebied verschilt en afhankelijk is van vele faktoren. Tussen ± 1350 en 1500 beginnen de onrust en de onzekerheid, die meestal aan radikale omwentelingen voorafgaan, zich duidelijk af te tekenen. In de snel groter wordende wereld zal de mens als individu opnieuw zijn plaats moeten zoeken.


Een uitgave van de Stichting Bevordering Leermiddelen Expressievakken. Samenstelling M Houtzager- van Wijngaarden Prinsenbeek 1982