TEXTIELKUNST (Textiele Werkvormen voor havo/vwo)


RENAISSANCE EN BAROK: DE PRACHT EN DE PRAAL

Een ontwikkeling van technische vervolmaking naar vervreemding van het materiaal, 1400-1700.


De nummers verwijzen naar afbeeldingen.

Na de ontdekking van de wereld ontdekt de mens zichzelf en zijn medemens, om vervolgens zichzelf en zijn aardse leven in een stralend middelpunt te plaatsen. Op zoek naar nieuwe normen en waarden ontdekt de mens de klassieke oudheid. Eerst en vooral de klassieke literatuur en later de klassieke kunst. Deze ontdekking, die als"Aha-erlebnis" werd ervaren, moet de renaissancemens hebben gesterkt in zijn drang nieuwe vormen te vinden om uitdrukking te geven aan zijn levenslust. De, in eerste instantie intellectuele, beweging begint in Italië. Dat is niet zo verwonderlijk, als we bedenken dat de klassieke wereld daar letterlijk voor het oprapen ligt. Hier is de Romeinse traditie in wetenschap en recht blijven voortbestaan en hier is de breuk tussen de klassieke oudheid en de middeleeuwen, overal elders in Europa zo ingrijpend aanwezig, nooit zo hevig geweest.De rijke en trotse Italiaanse stadsstaten met hun burgerbestuurders spiegelen zich aan de Romeinse republiek. Zij trekken op grote schaal kunstenaars en geleerden aan met geld, dat door de opkomst van het bankwezen en het kapitalisme ruimschoots aanwezig is. Bovengenoemd proces komt pas later op gang in de rest van Europa, waar eerst nog zoveel oude feodale,structuren en middeleeuwse verhoudingen moeten worden afgebroken. Eerst na intensieve kontakten met Italië en na verspreiding van de nieuwe ideeën (door de boekdrukkunst) kan de renaissance in het westen en noorden vorm krijgen.

Het "Humanisme", de geestelijke stroming die deze omwenteling mogelijk heeft gemaakt, plaatst de mens in het middelpunt, maakt de mens tot maat van alle dingen. De overmoed, het gevoel dat alles kan en mag, zorgt in zijn uiterste konsekwentie voor de egocentrische, egoistische mens die zich in zijn handelen laat leiden door het principe dat het doel alle middelen heiligt.

De vrijheid in vormgeving, indeling en ritme, zo karakteristiek voor de overgenomen Chinese vormgeving in de 14e eeuw (19) zal van essentiële betekenis blijken voor de ornamentontwikkeling in het Italië van de 15e eeuw. Samen met de enorme weeftechnische ontwikkeling leidt deze vrijheid tot de rijke granaatappel-fluwelen van de renaissance (20, 21 a, b). Deze patronen en dit materiaal blijven lang favoriet en we zullen zien dat deze in de loop van de 15e en 16e eeuw in het noorden en westen van Europa worden overgenomen. In Bourgondië, Vlaanderen en Frankrijk vooral in de kledingvormgeving, terwijl deze stoffen in Italië vooral worden gebruikt als muur- en zuilbekleding.In de meer noordelijke streken worden de muren bekleed metwandtapijten, die in de loop van de 15e eeuw uitgroeien tot het meest geliefde bezit van de adel en de top van de rijke bourgeoisie.

Deze uitermate kostbare kleden (dure materialen en tijdrovend weefproces) dragen op unieke wijze bij tot het aanzien van de bezitter. De persoonlijke smaak en voorkeur van de opdrachtgever gaan een toenemende rol spelen en dat heeft zijn weerslag op de voorstelling. Wereldse en hoofse thema's vinden we terug in de"Minne-tapijten" en de"Mille Fleurs" tapijten (23, 26), de adelijke recreatie in de vele jachttapijten, de nieuwe renaissancesmaak in de klassieke historie-tapijten (24). Niet langer ook zijn de wandtapijten een middel om het evangelie te illustreren (zoals bij de kloostertapijten uit de vroege middeleeuwen, 15,16), maar veeleer zijn zij doel op zichzelf door de betoverende werking van kleur, materiaal en formaat (25).

De kunstenaars van de 15e en 16e eeuw zijn ware all-round vormgevers. Zij schilderen, bouwen, kleden feesten aan en ontwerpen weefsels, borduursels, wandtapijten, kleding en kanten. Zij houden zich bezig met wetenschap en literatuur, met vestingbouw en cartografie. Hierdoor zijn zij zich sterk bewust van het belang van eenheid van stijl. Dit proces dat zich zowel in Italië als in het noorden voltrekt, zorgt ervoor dat er een duidelijk verband ontstaat tussen b.v. de schilderkunst en de wandtapijten en borduursels (22).

Deze ontwikkeling zal in de 17e en vooral in de 18e eeuw leiden tot een vervreemding van het materiaal. In de renaissance echter, als de wevers nog altijd een groot stempel drukken op de textielvormgeving, bestaat er nog een gelukkige harmonie tussen ontwerpen en uitvoeren.

In de zuidelijke, warmere streken (Italië) waar men ter verfraaiing van muren voornamelijk frescoschilderingen of geweven stoffen toepast, wil men plotseling meedelen in de status van de geweven tapijten uit het noorden. Men laat Italiaanse kunstenaars cartons (ontwerpen) maken en het weefwerk wordt in opdracht gegeven aan de Vlaamse ateliers. Deze zijn in de loop van de 15e eeuw wereldberoemd geworden (28). De wisselwerking die hierdoor in de vroege 16e eeuw kan ontstaan, heeft een grote bijdrage geleverd aan de verbreiding van de renaissance-vormgeving in het noorden en westen van Europa (29 en 30).

De 16e eeuw laat als gevolg van deze ontwikkelingen een differentiatie van het textielgebruik zien: geweven stoffen worden steeds meer exclusief gebruikt òf voor kleding òf voor interieur. De patronen van de kledingstoffen worden kleiner, zodat de luxe-versieringen als borduursels, galons en kanten die aan de kleding worden toegevoegd, beter tot hun recht komen. De verschillende technieken ontwikkelen zich langs verschillende lijnen, deels bepaald doortechniek, deels door stijl, mode en kultuur, deels door persoonlijkeaffiniteiten politieke en ekonomischegegevenheden. De lijnen komen bij elkaar in de barok (17e eeuw).

De barok is voortgekomen uit het maniërisme (stijl van de 2e helft van de 16e eeuw). In het maniërisme wordt de vormgeving, de"lust voor het oog", nadrukkelijk gekoppeld aan de opleving van religieuze tendenzen onder invloed van de kontrareformatie. We zien een kultuur ontstaan, die er op uit schijnt om de breuk tussen weten en geloven niet alleen te lijmen, maar geloof en wetenschap weer samen te laten smelten tot één absolute beleving. Dat deze kloof maar moeizaam en kunstmatig is te overbruggen, blijkt uit de vormgeving van de barokperiode. Een vormgeving gericht op een gekunsteld, theatraal "effekt op afstand". Verkregen door het toepassen van clair-obscur (licht-donker werking), dramatische beweging, volume en plasticiteit.

Die wereld wordt voorgesteld als schouwtoneel, als één grote theater-enscènering (34, 35, 36, 37, 40, 42, 43).

Het absolutistisch geregeerde Frankrijk van Louis XIII en Louis XIV speelt in de ontwikkeling van deze theatrale kuituureen hoofdrol: politiek, militairen economisch, als ookvoor mode, stijl en vormgeving. Vooral heteconomisch aspektvan"de mode" heeft geleid tot het oprichten van een puur Franse vormgevingsindustrie: de Manufactures Royales des Meubles de la Couronne. Deze industrie moet er voor zorgen dat Frankrijk niet langer afhankelijk is van het buitenland, en vooral, dat de monopolieposities van Italië (geweven stoffen en naaldkanten) en Vlaanderen (wandtapijten en kloskanten) worden doorbroken.

De"Manufactures Royales" kopiëren in eerste instantie slaafs de buitenlandse voorbeelden. Op den duur echter ontwikkelen de Franse vormgevers een volstrekt eigen stijl, die in de 18e eeuw de norm voor de gehele Europese samenleving zal worden (38, 39).

[ 31, 32ab, 33.1, 33.2 ]


Een uitgave van de Stichting Bevordering Leermiddelen Expressievakken. Samenstelling M Houtzager- van Wijngaarden Prinsenbeek 1982