TEXTIELKUNST (Textiele Werkvormen voor havo/vwo)


HET ZOEKEN NAAR UITERSTEN IN RUIMTE EN TIJD

Rationalisme en romantiek, mechanisatie en industrialisatie, 1700 - 1850.


De nummers verwijzen naar afbeeldingen.

In een eeuw, waarin empirisme en rationalisme hoogtij vieren, is het niet verwonderlijk dat technologie en mechanisatie zich zo snel ontwikkelen, dat we kunnen spreken van een industriële revolutie. Verwonderlijk is het misschien wel, dat zich in diezelfde eeuw een vervrouwelijking van de cultuur voltrekt. Dit vindt haar neerslag in de kleding-, interieur- en meubelvormgeving en leidt zelfs tot een uitgesproken decadente en weke stijl.

Paradoxaal zijn ook de rages. Eerst voor alles wat exotisch en oosters is, vervolgens voor alles wat landelijk, idyllisch en natuurlijk is, en nog later voor alles wat met het verleden te maken heeft. De wortels van deze ontwikkelingen liggen weliswaar in de 17e eeuw; de vruchten worden in de 18e eeuw geplukt. De mechanisatie van de trekweefstoel en de uitvinding van de Jacquardkop maken een theoretisch oneindig aantal weef- en bindingseffecten mogelijk. Het toepassen van steeds verfijnden verfprocédés zorgt voor meer kleuren en tussentinten. Het méleren en kombineren van verschillende vezels maken allerlei effecten (b.v. bont- en veren-imitaties) mogelijk. Door deze technische ontwikkelingen ontstaat een vormgeving, die zich verwijdert van het textielmateriaal. De vormgeving balanceert op het randje van de "kitsch"; als het maar "net echt" lijkt, als het maar van ver lijkt te komen. In de loop van de 18e en 19e eeuw zien we dan ook een gestadige verloedering van vormgeving en materiaalgebruik.

Karakteristiek voor régence en rococo, voor pre-romantiek en romantiek is het zoeken naar uitersten in ruimte en tijd. De nieuwe normen komen naar voren in de ideeën van J.J. Rousseau (terug naar de natuur), in de Duitse "Sturm und Drang" -literatuur, en in de sentimentaliteit en dweepzucht van de opkomende burgerkLasse.

Hoewel in ideeën en in vormgeving tegengesteld, hebben het neo-classicisme en de romantiek een aantal dingen gemeen: de fanatieke en dweepzieke manier waarop de beide kampen zich tegenover elkaar opstellen; het idealiseren van het verleden; het zich afwenden van de realiteit van alledag. Deze complexe tendenzen bepalen de vormgeving tussen 1700 en 1850.

In deze ontwikkeling is Frankrijk toonaangevend en pas na 1770 zien we een steeds sterker wordende Engelse invloed, in de hand gewerkt door de politieke omwentelingen in Frankrijk. De Franse vormgevingsindustrie is praktisch lamgelegd. De voorsprong die Engeland opbouwt (industriële revolutie), is groot genoeg om zich in de 19e eeuw van een leidende positie in Europa te verzekeren.

De belangstelling voor exotische vormgeving komt op het einde van de 17e eeuw al tot uiting in de voorliefde voorde z.g."bizarre"-stoffen (44). Deze stoffen hebben een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de ornamentiek ten tijde van de régence en de rococo. De belangstelling voor het oosten wordt in de tijd van Louis XV specifiek gericht op China en leidt tot een rage voor "chinoiserieën (49 a, b, 53). Parallel hieraan ontwikkelt zich een nieuwe decoratieve stijl in de interieurvormgeving, aangepast aan de behoefte aan intieme, kleinschalige salons. Hier kan het elegante, intellectuele publiek deelnemen aan alles wat in die dagen als "bon ton" geldt (45, 46, 52). De ideeën van J.J. Rousseau worden daar overgenomen door de Franse adel en daarna op uiterst gekunstelde wijze in de praktijk gebracht. In romantische, landelijk aan- gelegde "Engelse" tuinen wordt het "herders- en herderinnetjesleven" nagespeeld, zonder dat de deelnemers ook maar een minuut stilstaan bij de werkelijke omstandigheden van de boerenstand (54). Met een vergelijkbaar "onbegrepen" enthousiasme storten de cuituurdragers zich vervolgens op de klassieke oudheid. De aanleiding is de ontdekking, de opgravingen en de beschrijvingen van Pompeï en Herculaneum (51, 56 b, 57 a, 61 b).

(47, 48, ) (50) (55) (58) (59) (60)

De tegenstellingen tussen de twee kampen spitsen zich toe. Klassiek is helder, rationeel en eerlijk; romantiek is daarentegen intuïtief, irrationeel en geniaal. Deze tegenstellingen worden schijnbaar opgeheven in de figuur van Napoleon I. Het door hem nagestreefde beeld van keizerlijke macht vindt zijn hoogtepunt in de neo-classicistische stijl van het Franse Empire (62 a, b).

De restauratiepolitiek in Europa na de val van Napoleon I zorgt voor een golf van nationalistische romantiek. Men is bezeten van alles uit het verleden; uiteindelijk is dit de drijfveer voor de opkomst van de z.g. neo-stijlen: neo-gotiek, neo-renaissance, neo-barok. In een poging om van alle historische stijlen het beste toe te passen, worden alle stijikenmerken door elkaar gebruikt: de eClectische aanpak (63, 64, 65, 66, 67, 68, 69).

Door de snelle ontwikkeling van techniek en mechanisatie (drukprocédés, aniline-verfstoffen, tulemachine) kan prompt voldaan worden aan de vraag naar stoffen met historische patronen. Het tijdrovende productieproces uit vroeger tijden wordt vervangen door snelle, fabrieksmatige productie. In steeds grotere, door stoommachines aangedreven, productie-eenheden rolt textiel in kilometers lengte van de band. De vormgeving wordt echter steeds gekunstelder. Men kon nu immers alles perfect imiteren.


Een uitgave van de Stichting Bevordering Leermiddelen Expressievakken. Samenstelling M Houtzager- van Wijngaarden Prinsenbeek 1982