TEXTIELKUNST (Textiele Werkvormen voor havo/vwo)


GRENSVERVAGING   Textiel als beeldend middel in de kunst, 1920 - 1975.


De nummers verwijzen naar afbeeldingen.

In dit hoofdstuk wil ik duidelijk maken, dat de grenzen tussen de verschillende disciplines van de beeldende kunst slechts theoretische grenzen zijn; door kunst- historici aangegeven kunstmatige scheidingen, die weinig te maken hebben met de manier, waarop kunstenaars zelf hun werkterrein zien.

Het aftasten van de grenzen van de kunst, zoals dat vooral in de jaren vijftig en zestig sterk naarvoren komt, zorgt niet alleen voor een vervaging van die grenzen, maar ook voor het op losse schroeven zetten van het fenomeen kunst zelf. Het onderzoeken van nieuwe inhouden en uitdrukkingswijzen leidt tot nieuwsgierigheid naar de beeldende werking van ongebruikelijke materialen. Materiaal en techniek op zich zijn onbelangrijk geworden, ondergeschikt aan de inhoud van het kunstwerk en de doelstelling van de kunstenaar. De ontdekking van textiele materialen, de specifieke eigenschappen en mogelijkheden, speelt in deze ontwikkeling een belangrijke rol. Immers, de eigenschappen van textiel maken het tot een bij uitstek multifunctioneel en muiti-interpretabel materiaal. Textiel laat zich gemakkelijk verwerken. Het bezit een structuur en een soepelheid die fixeerbaar is en het laat zich op talloze manieren bewerken en aantasten zonder dat het materiaal aan beeldende kwaliteit inboet.

Voor de kunstenaars die gebruik gaan maken van textiel, geldt, dat dit gebeurt vanuit een onderzoek naar nieuwe beeldende middelen. Hierbij staan voor een aantal kunstenaars de formele aspecten centraal (b.v. bij R. Smith 140 a, b, c,  141), voor anderen zijn de symboolwaarde en het vluchtige, onvaste karakter uitgangspunt voor het integreren van textiel in hun werk (Hesse 137138Beuys 139Man Ray 130). De in dit hoofdstuk voorgestelde kunstenaars hebben met textielkunstenaars gemeen, dat zij gebruik maken van de eigenschappen en mogelijkheden van deze materialen. De verschillen liggen in de uitgangspunten en in de visje van waaruit de keuze tot stand komt.

(131, 132, 133, 134, 135, 136)

Voor de meeste textielkunstenaars wordt de keuze niet bepaald door de eigenschappen van textiel die tot handelen uitnodigen, maar veel meer door het technisch procédé, dat aan het tot stand komen van een kunstwerk ten grondslag ligt. In het meest extreme geval leidt dit tot b.v. het weven van een lap om het weven zelf, zonder dat de konsekwenties voor vorm of kader overwogen zijn, laat staan dat de functie van deze lap in het vormgevingsproces is betrokken.

Voor kunstenaars uit andere disciplines begint het proces echter met het materiaal als kant en klaar gegeven. De vergankelijkheid van deze materialen, het proces van slijtage en vergaan verwijst naar de factor tijd. Dit aspect van textiel gaan kunstenaars op grote schaal gebruiken (E. Hesse 138; J. Beuys 139; M. Abakanowicz 113143 b; K. Giezen 121; S. Hicks 150; C. Hill 152). Eenmalige, niet herhaalbare akties, performances en installaties, waarvan bij de toeschouwer/deelnemer slechts de herinnering, de registratie of de sporen achterblijven, beklemtonen de vergankelijkheid en de ongrijpbaarheid, niet alleen van het gebruikte textielmateriaal, maar vooral die van het gebeuren zelf. Hiermee wordt het idee van het kunstwerk en de eeuwige waarden van de kunst op de helling gezet.


Een uitgave van de Stichting Bevordering Leermiddelen Expressievakken. Samenstelling M Houtzager- van Wijngaarden Prinsenbeek 1982